Article 3:41 General administrative law act reads: Orders which are addressed to one or more interested parties shall be notified by being sent or issued to these, including the applicant. If an order cannot be notified in that manner, it shall be notified in any other suitable way. This article examines the extent of 'any other suitable way' and whether the objectives of the legislator have been achieved. |
Zoekresultaat: 13 artikelen
Jaar 2013 xArticle (without peer review) |
|
Tijdschrift | Netherlands Administrative Law Library, december 2013 |
Auteurs | Rolf Ortlep |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
IPR-problemen in de WOR en het enquêterechtOndernemingskamer 21 december 2012, JAR 2013/67 (VLM II) en HR 29 maart 2013, JOR 2013/166 (Chinese Workers) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | WOR, enquêterecht, IPR, toepasselijk recht, bevoegde rechter, VLM, Chinese Workers |
Auteurs | F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Ondernemingskamer is de enige bevoegde rechter in feitelijke instantie in WOR- en enquêtezaken. In korte tijd moest de Ondernemingskamer in beide rechtsgebieden oordelen over twee zaken die zich afspeelden binnen internationaal concernverband. Bij internationale kwesties komt het internationaal privaatrecht (IPR) om de hoek kijken. Het gaat bij het IPR om twee te onderscheiden aspecten: (1) de internationale bevoegdheid van de rechter (rechtsmacht) en (2) zijn oordeel over het op het internationale rechtsgeschil toepasselijke recht. In deze bijdrage gaat de auteur aan de hand van de VLM II-beschikking en de Chinese Workers-beschikking na hoe de Ondernemingskamer in WOR- en enquêtezaken omgaat met vragen van internationaal-privaatrechtelijke aard. |
Artikel |
Het Liefdehuis-arrest na honderd jaar herinnerdKanttekeningen bij de opmaat tot een fameus arrest van de Hoge Raad |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | medisch beroepsgeheim, verschoningsrecht, Liefdehuis-arrest |
Auteurs | Prof. mr. dr. D.P. Engberts |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Liefdehuis-arrest uit 1913 was het eerste arrest waarin het medisch beroepsgeheim centraal stond. De Hoge Raad relativeert daarin drastisch de betekenis van de artseneed/-belofte voor het beroepsgeheim en het verschoningsrecht. Grondslag en oogmerk van het beroepsgeheim worden niet op regelgeving gebaseerd maar op de eigen aard van de verhouding patiënt-arts. In dit artikel schetst de auteur kort de achtergronden van het arrest. Hij gaat in op het belang van de uitspraak en geeft een korte analyse van de sterke en zwakke kanten. |
Artikel |
De Interventiewet en de grenzen van het algemeen vermogensrecht |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2013 |
Trefwoorden | Interventiewet, SNS, onteigening, eigendom, overdracht, actio pauliana |
Auteurs | Mr. B. Bierens |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op grond van de Interventiewet kan De Nederlandsche Bank (DNB) een bank of verzekeraar die in problemen verkeert, overdragen aan een andere private financiële instelling en kan de minister van Financiën eventueel overgaan tot nationalisatie. Hoewel het grootste deel van de Interventiewet in de publiekrechtelijke Wet op het financieel toezicht (Wft) is opgenomen, is deze wet ook vermogensrechtelijk van belang. Deze bijdrage verkent enkele vermogensrechtelijke aspecten. |
Boekbespreking |
De symbolische parallellen tussen rap en crack |
Tijdschrift | Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | Crack (cocaine), rap, war on drugs, Music industry |
Auteurs | Tom Decorte |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 5 Grams: Crack Cocaine, Rap Music, and the War on Drugs Dimitri Bogazianos, an assistant professor at the departement Criminal Justice of California State University, discusses the cultural links between the American ‘war on drugs’ and the creative contributions of those directly affected by its destructive effects. At the centre of his analysis is the parallel between what the author calls ‘the crack game’ and ‘the rap game’. On the one hand Bogazianos examines the profound symbolic consequences of America’s reliance on the paradoxical punishment structure of crack; on the other hand the author focuses on the multiple ways crack appeared as a symbolical reference in the lyrics of rap artists. |
Article |
|
Tijdschrift | Erasmus Law Review, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | banking sector, directors' duties, financial crisis, context-specific doctrines, public enforcement |
Auteurs | Wasima Khan LL.M. |
SamenvattingAuteursinformatie |
The global financial crisis gives reason to revisit the debate on directors’ duties in corporate law, mainly with regard to the context of banks. This article explores the need, rationale and the potential for the introduction of context-specific directors’ duties and enforcement mechanisms in the banking sector in the Netherlands from a comparative perspective. |
Artikel |
Interne aansprakelijkheid van one-tier board bestuurders bij uitkeringen |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 7 2013 |
Trefwoorden | bestuurdersaansprakelijkheid, one-tier board, het doen van uitkeringen, disculpatie |
Auteurs | Mr. L.E. Cappelle |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreekt de auteur de interne bestuurdersaansprakelijkheid van bestuurders binnen een one-tier board bij het doen van uitkeringen. Meer in het bijzonder gaat de auteur in op de gewijzigde aansprakelijkheidsnorm van artikel 2:216 BW en de bijbehorende disculpatiemogelijkheid. |
Boekbespreking |
Bewijs volgens Asser Procesrecht/Asser 3 2013 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2013 |
Auteurs | Prof. mr. G. de Groot |
Auteursinformatie |
Artikel |
Het ex-Monti II-voorstel: ‘Paard van Troje’ of zege voor sociale grondrechten? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | grondrechten, vrij verkeer, stakingsrecht, proportionaliteitstoets, sociaal beleid, Monti II |
Auteurs | Mr. dr. S.A. de Vries |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nu de poging van de EU-wetgever om met het zogenoemde Monti II-voorstel economische en sociale rechten te verzoenen voorlopig gestrand lijkt, wordt het juridisch kader voor de uitoefening van het recht op collectieve actie in grensoverschrijdende situaties in de EU nog steeds bepaald door de jurisprudentie van het Hof van Justitie, in het bijzonder door de Viking-, Laval- en Rüffert-zaken. |
Jurisprudentie |
Kroniek Bewijsrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | Hoge Raad |
Auteurs | Mr. dr. R.H. de Bock |
Samenvatting |
|
Artikel |
Drie opmerkingen bij de ‘Wet bestuur en toezicht’ |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | Wet bestuur en toezicht, one tier-organisatiestructuur, two tier-organisatiestructuur, taakverdeling bestuurders, besluitvorming, aansprakelijkheidsrisico bestuurders |
Auteurs | Mr. C. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 januari 2013 is de ‘Wet bestuur en toezicht’ (samen met de ‘Reparatiewet bestuur en toezicht’) in werking getreden. Deze bijdrage gaat in op drie onderdelen van de wet. Ten eerste de vraag of in een naamloze en besloten vennootschap met een dualistische organisatiestructuur nadere taakverdelingen die worden aangebracht in de onderlinge verhouding tussen de uitvoerende bestuurders en de niet-uitvoerende bestuurders noodzakelijk bij of krachtens de statuten moeten worden vastgelegd, of ook zonder zo’n statutaire basis mogelijk zijn. De parlementaire geschiedenis wijst die mogelijkheid – in overeenstemming met art. 2:9 BW – af, maar staat in andere gevallen wel zulke nadere taakverdelingen toe. Dit roept de vraag op waarom de parlementaire geschiedenis op het ene punt terughoudender is dan op het andere punt. Ten tweede geeft art. 2:129a lid 3/239a lid 3 BW aan naamloze en besloten vennootschappen met een monistisch model de mogelijkheid te bepalen dat bestuursbesluiten door één of meer bestuurders kunnen worden genomen, waardoor besluitvorming op die punten door het gehele bestuur niet nodig is. Een uitzondering hierop zijn besluiten in de zin van art. 2:164/274 BW die een vergaande strekking hebben. De auteur verdedigt de stelling dat er meer besluiten zijn die buiten het toepassingsgebied van art. 2:129a lid 3/239a lid 3 moeten blijven: het gaat dan om alle besluiten (en feitelijke beslissingen) die een strategisch karakter hebben. Ten derde bespreekt de auteur het aansprakelijkheidsrisico dat niet-uitvoerende bestuurders lopen in vergelijking met het aansprakelijkheidsrisico dat commissarissen in een dualistisch model lopen. De conclusie is dat de collectieve verantwoordelijkheid voor de bestuurstaak die in een monistisch model op alle, dat wil zeggen op zowel de uitvoerende als de niet-uitvoerende, bestuurders rust, leidt tot een vergroot aansprakelijkheidsrisico van de niet-uitvoerende bestuurders. Dat kan een argument zijn om niet te kiezen voor een monistisch model. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | Financiële betrekkingen tussen overheid, kerk en religieuze organisaties, Scheiding van kerk en staat., Gebedshuizen, Geestelijk bedienaren, Geestelijk verzorgers |
Auteurs | Paul van Sasse van Ysselt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Financial relationships between state, churches and religious organisations have existed for a long time in Dutch history. This could be understood from a general interest point of view in the nineteenth century and the social welfare state. However, that century and the welfare state do not exist anymore. Also society and people have changed. Do the financial relationships still exist nowadays and if so, to what extent and how should one assess these financial relationships? In order to deal with these questions, the article gives a comprehensive overview of the current situation of different financial relationships between state and religious organisations against a constitutional and historical background. It is argued that most of these relations are legitimate under certain conditions and that the constitutional framework of separation of church and state should not be overestimated in this field. |
Artikel |
Waarheen met de aandeelhoudersvergadering bij beursvennootschappen? |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | beursvennootschap, aandeelhoudersvergadering, corporate governance, oproepingstermijn, registratiedatum |
Auteurs | Mr. F.G.K. Overkleeft, LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt de actuele discussie over de mogelijke herziening van de oproepingstermijn voor aandeelhoudersvergaderingen bij beursvennootschappen en de termijn voor de registratiedatum bij dergelijke vergaderingen. Hij plaatst daarbij de huidige discussie in het bredere perspectief van discussies over de functie van de fysieke aandeelhoudersvergadering binnen het bestel van corporate governance en de verschillende wensen en verwachtingen die daaromtrent bij beursvennootschappen en hun aandeelhouders leven. Zijn stelling is dat ten behoeve van toekomstig beleid een brede discussie over de rol van de fysieke aandeelhoudersvergadering gewenst is. |