Intimate partner violence (IPV) changed from a private problem to a public concern over the last decades. It has become subject of various discourses in different domains. In the social sciences the gender-based discriminatory nature of IPV is contested by some researchers who claim a gender equality in IPV. They call for a gender-neutral approach to IPV as a family problem, de-contextualized from gender-based inequalities. In the Netherlands this degendering is reflected in current policy discourse. However, in the international legal human rights domain, IPV is unequivocally considered to be an issue that affects women disproportionately as a form of women's discrimination that is the result of unequal power relations. Both international binding human rights law and recent ruling of the ECHR impose binding duties to acknowledge this. This article addresses the paradox that is reflected in these two positions and how to get beyond it. |
Zoekresultaat: 80 artikelen
Jaar 2010 xArtikel |
Omstreden gelijkheidOver de constructie van (on)gelijkheid van vrouwen en mannen in partnergeweld |
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 8 2010 |
Auteurs | R. Römkens |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het afgelopen decennium is in de (lagere) jurisprudentie op uiteenlopende wijze geoordeeld over de omvang van de 403-aansprakelijkheid van de moedermaatschappij voor uit arbeids- en andere duurovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen van haar vrijgestelde groepsmaatschappij (hierna dochtermaatschappij). De centrale vraag daarbij was telkens of deze aansprakelijkheid alleen geldt voor verplichtingen voortvloeiend uit tijdens de aansprakelijkstellingstelling aangegane arbeidsovereenkomsten of tevens voor verplichtingen voortvloeiend uit voor de aansprakelijkstelling aangegane arbeidsovereenkomsten en, indien dat laatste het geval was, of de aansprakelijkheid dan alleen voor gedurende de aansprakelijkstelling uit arbeidsovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen geldt of ook voor daarvoor reeds uit arbeidsovereenkomsten ontstane verplichtingen. |
Artikel |
Legal privilege en het Akzo-arrest: slecht nieuws |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | advocaat in dienstbetrekking, legal privilege, Akzo-arrest, onafhankelijkheid |
Auteurs | Mr. P. Kuipers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Europese Hof van Justitie heeft opnieuw beslist dat juridisch advies van de advocaat in dienstbetrekking niet geprivilegieerd is. Dit commentaar is zeer kritisch over de motivering van die beslissing. |
Artikel |
Licenties en de toepassing van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | licentieovereenkomst, schikkingsovereenkomst, technologiepools, FRAND-voorwaarden, technologieoverdracht, groepsvrijstellingsverordening |
Auteurs | Mr. drs. D.P. Kuipers en Mr. J.I. Kohlen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de praktijk blijkt vaak onduidelijkheid te bestaan over de vraag of het regime inzake verticale overeenkomsten, technologieoverdracht of misschien horizontale overeenkomsten van toepassing is op overeenkomsten waarbij licenties een rol spelen. In dit artikel bespreken wij de verschillende aspecten die relevant zijn bij de mededingingsrechtelijke beoordeling van licentieovereenkomsten waarbij zowel artikel 101 VWEU als artikel 102 VWEU een belangrijke plaats inneemt. |
Artikel |
A Tale of Three Cities: Grondrechtelijke aandachtspunten bij de toepassing van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | mededingingsprocedures, nemo tenetur, zwijgplicht, cautie |
Auteurs | Mr. H.M.H. Speyart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoewel diverse grondrechten al sinds jaar en dag worden ingeroepen in Europese mededingingsprocedures, komen op deze grondrechten gebaseerde verweren nog iets minder voor in Nederlandse mededingingszaken. In deze bijdrage, die wegens haar omvang geen uitputtend overzicht vormt, zal nader worden ingegaan op een aantal grondrechtelijke leerstukken die in dat kader met name relevant lijken. |
Artikel |
De Europese Reclasseringsregels: goed dat ze er zijn, voor Europa en voor Nederland |
Tijdschrift | PROCES, Aflevering 6 2010 |
Auteurs | Leo Tigges |
SamenvattingAuteursinformatie |
In this article the significance and impact on Europe and The Netherlands of the European Probation Rules are discussed. As opposed to Gerard de Jonge the author contends that the Rules are also important to and have impact on the Dutch situation. The CEP, The European Organisation for Probation will undertake several activities to assist the member states in implementing the Rules and will contribute to a future revision of the present Rules. |
Artikel |
Fundamentele rechten in de personenschadepraktijkEen verslag van het jaarcongres van PEOPIL |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | PEOPIL, fundamentele rechten, persoonsschadepraktijk |
Auteurs | Mevrouw mr. A.F. Collignon-Smit Sibinga |
SamenvattingAuteursinformatie |
Pan European Organisation for Personal Injury Lawyers (PEOPIL) werd opgericht in 1997. Zij heeft zich onder andere ten doel gesteld op Europees niveau op te komen voor onder andere het recht op schadevergoeding en toegang tot het recht. PEOPIL organiseert regelmatig seminars en jaarlijks een congres. In juni van dit jaar vond het jaarcongres plaats in Genève, waar de fundamentele rechten in de personenschadepraktijk centraal stonden. In deze bijdrage wordt verslag gedaan van de lezingen die tijdens het congres werden gegeven. |
Jurisprudentie |
Medezeggenschap na overgang onderneming: behoud van eenheid is geen synoniem van identiteitsbehoudHof van Justitie EG 29 juli 2010, C-151/09 (UGT-FSP) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, overgang van medezeggenschap, behoud van eenheid, behoud van entiteit, ondernemingsraad |
Auteurs | Mr. I. Zaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij een overname van de activa van een onderneming gaat het personeel op grond van de Richtlijn inzake overgang van onderneming automatisch mee over op de verkrijger, met behoud van alle rechten en plichten uit de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Wanneer bij de vervreemder een medezeggenschapsorgaan is ingesteld, rijst de vraag of deze na overgang blijft bestaan. Op grond van artikel 6 van de Richtlijn 2001/23 behoudt de werknemersvertegenwoordiging haar functie en positie wanneer de onderneming na overgang ‘als eenheid blijft bestaan’. In de uitspraak UGT-FSP geeft het Hof van Justitie nadere invulling aan dit begrip. In haar annotatie analyseert de auteur deze uitspraak en past deze – aan de hand van een aantal casusposities – toe op de Nederlandse rechtspraktijk. Haar belangrijkste conclusie is dat de Nederlandse wetgever artikel 6 van de richtlijn alsnog moet implementeren. |
Artikel |
Het compromis van artikel 16 Tiende RichtlijnWerknemersmedezeggenschap bij een grensoverschrijdende juridische fusie |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Tiende Richtlijn, (vennootschappelijke) medezeggenschap, grensoverschrijdend, (juridische) fusie en werknemers |
Auteurs | Mr. F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na meer dan twintig jaar discussiëren is op 26 oktober 2005 de Tiende Richtlijn inzake grensoverschrijdende juridische fusies aangenomen. Belangrijkste knelpunt was de vennootschappelijke medezeggenschap. Uiteindelijk hebben de lidstaten een compromis bereikt dat is neergelegd in artikel 16 Tiende Richtlijn. Dit artikel is zeer complex en bevat veel onduidelijkheden. Bovendien blijkt dat Nederland en Duitsland bepaalde aspecten op eigen wijze in het nationale recht hebben geïmplementeerd en vanuit hun nationale medezeggenschapsperspectief benaderen. Dit vergroot de populariteit van een grensoverschrijdende juridische fusie niet. Deze bijdrage tracht de ingewikkelde materie van artikel 16 Tiende Richtlijn wat inzichtelijker te maken en de toepasbaarheid te bevorderen. |
Artikel |
Een upgrade van het zorgbeleid van de NMa: de derde versie van de Richtsnoeren voor de zorgsector |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | zorg en mededinging, publieke belangen en mededinging, diensten van algemeen economisch belang, begrip onderneming |
Auteurs | Prof. mr. J.W. van de Gronden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 9 maart 2010 stelde de NMa haar Richtsnoeren voor de zorgsector vast. Dit is alweer de derde versie van deze richtsnoeren die de NMa publiceert. De NMa wil graag tegemoet komen aan de onzekerheden die in de zorgsector over toelaatbaarheid van bepaalde afspraken en andere praktijken bestaan. Een belangrijke kwestie in dit verband is welke rol publieke belangen spelen. In de onderhavige bijdrage staat daarom de vraag centraal of de NMa in de Richtsnoeren de verhouding tussen het mededingingsrecht en de publieke zorgbelangen heeft verduidelijkt. |
Artikel |
Verzorging van een functionerende lokale zorgmarkt: mogelijk tekortkomingen beleid NMa en NZa |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | zorggroepen, ketenzorg, zorgmarkt, zorgaanbieders |
Auteurs | Mr. P.D. van den Berg |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de Richtsnoeren Zorggroepen zetten de NMa en de NZa het beleid inzake (multidisciplinaire) samenwerking door zorgaanbieders op lokale zorgmarkten uiteen. Het mededingingsrecht wordt op te formele wijze toegepast. Enerzijds wordt de samenwerking tussen onafhankelijke zorgaanbieders te veel beperkt, terwijl anderzijds het ontstaan van marktmacht op lokale markten niet wordt voorkomen. De lokale aard van de markt en de aard van de zorgsector brengen enkele specifieke problemen met zich die onvoldoende lijken te zijn meegewogen. Een mogelijke oplossing is het creëren van een groepsvrijstelling voor ketenzorg onder het kartelverbod. |
Artikel |
Internationale testamenten en het Haags Testamentsvormenverdrag 1961Beoordeling van de formele geldigheid van testamentaire beschikkingen in Nederland, nu en in de toekomst |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | internationaal erfrecht/IPR-erfrecht, Haags Testamentsvormenverdrag 1961, Boek 10 BW, Europese Erfrechtverordening, (internationale) testamentsvormen, formele geldigheid testamenten |
Auteurs | Mr. J.G. Knot |
SamenvattingAuteursinformatie |
De formele geldigheid van testamentaire beschikkingen moet in internationale gevallen in Nederland worden beoordeeld aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag 1961, waarvan de inhoud op hoofdlijnen wordt besproken. De ophanden zijnde ontwikkelingen op het gebied van het internationaal erfrecht in de vorm van de invoering van Boek 10 BW en de Europese Erfrechtverordening zouden hierin verandering kunnen brengen. De auteur toont aan dat dit vooralsnog niet het geval lijkt te zijn: Boek 10 BW verwijst enkel naar het verdrag en de vormgeldigheid van testamenten wordt niet door het in de verordening aangewezen recht beheerst. Geanalyseerd wordt of dit ten aanzien van de Europese Erfrechtverordening nu wel zo’n gelukkige keuze is, welke vraag ten slotte ontkennend wordt beantwoord. |
Discussie |
Europees contractenrecht: an expensive and time-consuming solution looking for a problem |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | Groenboek, Europees contractenrecht, consumenten, bedrijven |
Auteurs | Prof. mr. R.P.J.L. Tjittes en Mr. R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze ‘Impressie’ bespreken Tjittes en Meijer kort het nut en de noodzaak van een Europees contractenrecht. Zij gaan daartoe eerst in op de doelstellingen van een Europees contractenrecht. Immers, bij de beoordeling van nut en noodzaak moet worden bezien of de doelstellingen worden bereikt. Daarna bespreken zij kort de opties die de Europese Commissie voor ogen staan bij de invulling van een Europees contractenrecht. Vervolgens bespreken zij de behoefte van consumenten en bedrijven aan een Europees contractenrecht als optioneel rechtssysteem naast het nationale recht, om ten slotte in de laatste paragraaf tot een paar slotopmerkingen te komen. |
Praktijk |
Bevoegdheid, vertegenwoordiging en informatieplicht: bakens worden verzet |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | EEX-Verordening, schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid, terhandstelling van algemene voorwaarden, dienstverlening |
Auteurs | Mr. T.H.M. van Wechem en Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het HvJEU heeft in recente jurisprudentie duiding gegeven aan artikel 5 lid 1 sub b EEX-Vo over de plaats van levering bij koop en de plaats van dienstverlening. De Hoge Raad heeft een landmarkarrest gewezen over de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Daarnaast is per 1 juli 2010 een nieuw artikel 6:234 BW van kracht geworden. De schrijvers bespreken deze arresten en nieuwe wetgeving en constateren dat de arresten en wetgeving niet alleen vragen beantwoorden, maar ook tot nieuwe vragen leiden. |
Jurisprudentie |
Rechterlijke macht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | kroniek rechterlijke macht, uniforme rechtstoepassing, competentiegrenswijziging, versterking cassatierechtspraak, mediation |
Auteurs | Mr. drs. G. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de Kroniek rechterlijke macht wordt ingegaan op actualiteiten rondom uniforme rechtstoepassing. Betoogd wordt onder meer dat de ontwikkeling van eventueel toekomstig rechterlijk beleid gebaat is bij een algemeen aanvaarde methode. Verder wordt in deze kroniek aandacht besteed aan de beoogde wijziging van de competentiegrens in kantonzaken, die onder meer gevolgen heeft voor de relatieve competentie in kantonzaken en voor de beschikbaarheid van het Roljournaal. Daarnaast komen lopende uitvoeringstrajecten ter versterking van de cassatierechtspraak aan de orde. Tot slot wordt ingegaan op de problematiek van het verschoningsrecht voor mediators in samenhang met de implementatie van de Mediationrichtlijn. |
Jurisprudentie |
ABRvS 1 september 2010, nr. 200905018/1/R2 (GS Gelderland) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 4 2010 |
Samenvatting |
Bij het uitvoeren van de passende beoordeling dient te worden uitgegaan van de feitelijk vergunde situatie ten tijde van het van kracht worden van de aanwijzing van het gebied als speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn. |
Artikel |
Kroniek aanbestedingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2010 |
Trefwoorden | EG-handhavingsrichtlijnen, aanbestedende dienst/publiekrechtelijke instelling, gebiedsontwikkeling, dienstenconcessies |
Auteurs | Mr. J.W.A. Bergevoet, Mr. L.M. Hiemstra en Mr. S.R.A. Lucas |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek belichten de auteurs de recente ontwikkelingen op het gebied van het Europese aanbestedingsrecht over de periode van januari 2009 tot juli 2010. Op wetgevingsgebied is een belangrijke recente ontwikkeling de implementatie van de herziene EG-handhavingsrichtlijnen in de Nederlandse rechtsorde door inwerkingtreding van de Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden (Wira). Daarnaast heeft het Hof van Justitie in het afgelopen anderhalf jaar veel (meer dan twintig) arresten gewezen op het gebied van Europees aanbestedingsrecht. Terugkerende onderwerpen in deze arresten die wij in deze kroniek zullen behandelen, zijn de subjectieve werkingssfeer van de Europese aanbestedingsrichtlijnen (het begrip aanbestedende dienst/publiekrechtelijke instelling), de objectieve werkingssfeer van de Europese aanbestedingsrichtlijnen (gebiedsontwikkeling en dienstenconcessies) en de uitzonderingen op de werkingssfeer (vanwege dwingende redenen van algemeen belang), alsmede uitsluiting van ondernemingen en werkelijke mededinging. |
Boekbespreking |
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | hoger beroep, cassatieberoep, Nederlandse Antillen, Aruba |
Auteurs | Mr. A. Hammerstein |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bespreking van G.C.C. Lewin, Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (diss. Universiteit van de Nederlandse Antillen), 2010. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Preadviezen Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht, Aflevering 1 2010 |
Auteurs | Marnix Alink en Just Wiarda |
Auteursinformatie |
Artikel |
Het richtlijnvoorstel consumentenrechten: quo vadis? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | consumentenrecht, maximumharmonisatie, DCFR, Groenboek Europees contractenrecht |
Auteurs | Mr. dr. C.A.N.M.Y. Cauffman, Prof. mr. M.G. Faure LL.M. en Prof. mr. T. Hartlief |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het richtlijnvoorstel consumentenrechten oogstte veel kritiek vooral omdat het gericht was op maximumharmonisatie en omdat onvoldoende rekening werd gehouden met het DCFR. Over de vraag hoe het nu verder moet met het richtlijnvoorstel consumentenkoop lopen de meningen uiteen. Een viertal hoofdstromingen valt aan te wijzen. Zij worden hierna toegelicht. Tevens wordt ingegaan op het probleem van de rechtsgrond voor een instrument van gerichte maximumharmonisatie. |