De contractuele aansprakelijkheid voor hulppersonen is een vrij goed uitgewerkt leerstuk. Toch geeft een uitspraak van de Hoge Raad inzake de aansprakelijkheid van een advocaat voor fouten van een buitenlandse collega aanleiding om dit leerstuk nog eens nader te bestuderen. Voor dit leerstuk gaat het niet zuiver om uitleg van de specifieke overeenkomst, maar ook om opvattingen in de bedrijfstak over welke werkzaamheden wel en niet tot de ‘eigen’ bedrijfsuitoefening behoren waar een onderneming het risico voor op zich neemt. Dit is van belang nu uitbesteding steeds vaker voorkomt. |
Zoekresultaat: 10 artikelen
Jaar 2010 xArtikel |
Contractuele aansprakelijkheid voor hulppersonen en de omvang van de opdrachtAnnotatie bij HR 8 januari 2010, LJN BK0163, NJ 2010, 43 |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | wanprestatie, aansprakelijkheid, hulppersonen, uitleg, aanbesteding |
Auteurs | Prof. mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade: een nieuwe loot aan de processuele stam |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | letselschade, overlijdensschade, Wet deelgeschilprocedure, deelgeschilprocedure |
Auteurs | Prof. mr. C.J.M. Klaassen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is een nieuw instrument in het kader van de afwikkeling van letsel- en overlijdensschade. Hoewel in de consultatieronde naar aanleiding van het voorontwerp door met name de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak (NVvR) de nodige kritische kanttekeningen zijn geplaatst, is dit wetsvoorstel zonder noemenswaardige tegenwind het parlement gepasseerd. Het wetsvoorstel Deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is vlak voor het zomerreces 2008 bij de Tweede Kamer ingediend en een jaar later met algemene stemmen door deze Kamer aangenomen; het heeft vervolgens eind 2009 de instemming van Eerste Kamer verkregen en zal per 1 juli 2010 als wet in werking treden |
Boekbespreking |
Erik-Jan Zippro: Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht |
Auteurs | Mr. R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ook het recht kent trends. Een trend waar we de laatste tijd veel over horen is de zogenoemde privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht. Hoewel er een overvloedige hoeveelheid literatuur is verschenen over dit onderwerp ontbrak het aan een boek dat vanuit het Nederlands recht een volledig – voor zover mogelijk – overzicht gaf van de problematiek. Met de dissertatie van Erik-Jan Zippro waarop hij op 27 november 2008 is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden is deze leemte opgevuld |
Artikel |
Een bouwwerk met krimpnaden: het besluit inzake staatssteun aan de Nederlandse woningcorporaties nader bekeken |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | woningcorporatie, DAEB-vrijstelling, Sint Servatius |
Auteurs | Mr. H.M.H. Speyart |
SamenvattingAuteursinformatie |
De toepassing van het Unierecht op de Nederlandse woningcorporatie is geen rustig bezit. Na het in het vorige nummer van dit blad besproken arrest van het Hof van Justitie van de EGin de zaak Sint Servatius, waarin het vrije verkeer van kapitaal werd toegepast op de voor Nederlandse woningcorporaties geldende territoriale beperkingen, volgde op 15 december 2009 het Commissiebesluit waarbij na jaren van onderhandelen een aanpassing van het bestaande steunregime voor woningcorporaties werd goedgekeurd. |
Verschillen assimilatie- en cyclische belichting. Bouwvoorschriften: volwaardigheids- en doelmatigheidscriterium. Diepgang archeologisch onderzoek en vergoeding van kosten. |
Artikel |
Bijdrage van ratingbureaus aan ontstaan kredietcrisis onderzochtDoet de verordening inzake ratingbureaus genoeg om een nieuwe zeperd te voorkomen? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | credit rating agencies, CRA Verordening, mortgage-backed securities, kredietbeoordelaars, securitisatie |
Auteurs | Mr. B.A. Boersma |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt stilgestaan bij de opkomst van kredietbeoordelaars in Europa en hun belangrijkste werkzaamheden. In dit kader wordt ingegaan op de redenen voor het overschatten van de kredietwaardigheid van gestructureerde financieringsinstrumenten door ratingbureaus en de negatieve bijdrage die dat heeft geleverd aan het ontstaan van de kredietcrisis. Tevens wordt de CRA Verordening besproken en wordt gekeken of ratingbureaus in Nederland aansprakelijk kunnen worden gehouden voor gebrekkige kredietbeoordelingen. Het artikel wordt afgesloten met een bespreking van een mogelijke aanvulling op de CRA Verordening, te weten het oprichten van een communautair ratingbureau voor het beoordelen van gestructureerde financieringsinstrumenten. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | letter of comfort, patronaatsverklaring, uitleg, toepasselijk recht |
Auteurs | Mr. dr. S.A. Kruisinga en Mr. L. Leber |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een letter of comfort, ook wel patronaatsverklaring genoemd, is een verklaring die door een moedermaatschappij kan worden afgegeven als onderdeel van de zekerheidsstelling in het kader van kredietverstrekking aan haar dochter. De bedoeling van een dergelijke verklaring is de kredietverstrekker gerust te stellen terzake de terugbetaling van het krediet door de dochter. Een comfort letter kan ook door de moedermaatschappij worden afgegeven als going concern verklaring in verband met de waardering van de bezittingen en schulden van de dochter. Gezien het huidig economisch klimaat is de verwachting gewettigd dat accountants vaker een dergelijke verklaring van de moedermaatschappij zullen vragen alvorens een goedkeurende verklaring te kunnen afgeven. De inhoud van comfort letters is echter niet vastomlijnd. De positie van de letter of comfort in het Nederlandse recht staat in deze bijdrage centraal. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | duurovereenkomsten voor bepaalde tijd, opzegging, onvoorziene omstandigheden, artikel 6:258 BW, artikel 6:248 BW, Mondia/Calanda, Vereniging voor de Effectenhandel/CSM |
Auteurs | D.J. Beenders en P.W. den Hollander |
SamenvattingAuteursinformatie |
Duurovereenkomsten voor bepaalde tijd kunnen tussentijds worden beëindigd door onder meer opzegging op grond van artikel 6:248 BW en ontbinding door de rechter op grond van artikel 6:258 BW. Steeds geldt daarbij het criterium van onvoorziene – in de zin van niet-verdisconteerde – omstandigheden, die van dusdanige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. In dit overzichtsartikel wordt allereerst ingegaan op de verhouding tussen de hiervoor genoemde grondslagen voor tussentijdse beëindiging en wordt betoogd dat een partij in beginsel vrij is om een van beide grondslagen te kiezen. Vervolgens wordt het voornoemde criterium van onvoorziene omstandigheden nader onder de loep genomen en worden, mede aan de hand van recente rechtspraak, drie gezichtspunten geformuleerd die relevant lijken bij de invulling van dit criterium: inhoud en aard van de overeenkomst, aard en onderlinge verhouding van partijen en de gewichtigheid van de belangen over en weer. |
Boekbespreking |
De verkeersopvattingProefschrift van mr. P. Memelink |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 1 2010 |
Auteurs | Prof. mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai |
SamenvattingAuteursinformatie |
Proefschrift van mr. P. Memelink, besproken door prof. mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Netherlands Journal of Legal Philosophy, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | psychology of law, criminal law, miscarriages of justice, hypothetical reasoning |
Auteurs | Klaas Rozemond |
SamenvattingAuteursinformatie |
In their book De slapende rechter (The sleeping judge) Dutch legal psychologists W.A. Wagenaar, H. Israëls and P.J. van Koppen claim that Dutch judges wrongfully convict suspects in certain cases because these judges generally fail to understand the way hypothetical reasoning works in relation to empirical evidence. This article argues that Wagenaar, Israëls and Van Koppen are basically right in their claim that reasoning on evidence in criminal cases should have the form of hypothetical reasoning. However, they fail to apply this form of reasoning to their own analysis of Dutch criminal cases and the causes of wrongful convictions. Therefore, their conclusion that a form of revision of convictions outside of the criminal law system should be introduced does not meet their own methodological standards. |