De Hoge Raad heeft in het veelbesproken Jeffrey-arrest bepaald dat een partij die een verklaring voor recht vordert om de aansprakelijkheid van de wederpartij vast te stellen haar vordering afgewezen zal zien als zij bij die verklaring geen materieel (financieel) belang heeft. In de recente Chipshol/Staat-beschikking wekt de Hoge Raad de indruk dat hij zich deze kritiek naar aanleiding van het Jeffrey-arrest aantrekt en dat hij thans een ruimer ontvankelijkheidsbeleid van de verklaring voor recht voorstaat. Een analyse van de Chipshol/Staat-uitspraak en beantwoording van de vraag of de Hoge Raad ‘om’ is. |
Zoekresultaat: 3 artikelen
Jaar 2010 xArtikel |
Een verklaring voor recht als vorm van genoegdoeningHeeft de Hoge Raad de deur opengezet? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | verklaring voor recht, genoegdoening, immateriële belangen, aansprakelijkheid, schadevergoeding |
Auteurs | Mr. D. Haas |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De werkgever en het kelderluikOver toepassing van de Kelderluik-criteria bij artikel 7:162 en artikel 7:658 BW |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | gezichtspunten, Kelderluik-factoren, Bayar/Wijnen, werkgeversaansprakelijkheid, onrechtmatige daad, context |
Auteurs | Mr. J.P. Quist |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Kelderluik-arrest uit 1965 heeft de Hoge Raad een viertal gezichtspunten geformuleerd die van belang (kunnen) zijn bij de beantwoording van de vraag of sprake is van onrechtmatige gevaarzetting. Veertig jaar later, in het arrest Bayar/Wijnen, heeft de Hoge Raad deze factoren herhaald en daaraan een gezichtspunt toegevoegd in een geval waarin het ging om een werknemer die bij het werken met een gevaarlijke machine letsel had opgelopen. In dit artikel wordt ingegaan op de manier waarop invulling aan de verschillende gezichtspunten (en enkele andere relevante omstandigheden) wordt gegeven. De toepassing van de gezichtspunten bij op artikel 6:162 BW en artikel 7:658 BW gebaseerde vorderingen lijkt veel op elkaar. Een opvallend verschil is echter dat het enkele feit dat het bij artikel 7:658 BW om aansprakelijkheid van de werkgever gaat, van groot belang is voor de strengheid waarmee toepassing aan de Kelderluik-factoren en andere (mogelijk) relevante omstandigheden wordt gegeven. Daar waar de Kelderluik-factoren bij artikel 6:162 BW (in beginsel) een neutraal karakter hebben, wijzen zij bij artikel 7:658 BW veel meer in de richting van een bevestigende beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag. De context waarbinnen een bepaalde schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan, is dan ook van grote invloed op de wijze waarop de verschillende factoren worden ingekleurd. In deze bijdrage komen ook andere overeenkomsten en verschillen tussen toepassing van artikel 6:162 BW en artikel 7:658 BW aan bod. |
Jurisprudentie |
ShockschadeHR 9 oktober 2009, LJN BI8583, RvdW 2009, 1154 (Kleijnen c.s./Reaal Schadeverzekeringen) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | Taxibusarrest, schadevergoeding uit onrechtmatigedaad, shockschade |
Auteurs | Prof. mr. S.D. Lindenbergh en Mevrouw I. van der Zalm |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Taxibus-arrest uit 2002 heeft de Hoge Raad aangegeven onder welke omstandigheden naasten van een direct getroffene een eigen aanspraak op schadevergoeding uit onrechtmatige daad hebben. Dat is, kort gezegd, het geval wanneer de naaste door waarneming van het ongeval of door rechtstreekse confrontatie met de gevolgen ervan een in de psychiatrie erkende ziekte heeft opgelopen. In de praktijk komt nogal eens de vraag op onder welke omstandigheden aan deze vereisten is voldaan. |