Volgens artikel 39 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de wetgevers van de verschillende Koninkrijkslanden verplicht een aantal belangrijke rechtsgebieden ‘zoveel mogelijk’ op overeenkomstige wijze te regelen. In een tweetal artikelen onderzoekt de auteur in hoeverre zij met betrekking tot het ontslagrecht aan deze zogenoemde concordantieverplichting voldoen. Volgens de auteur houdt artikel 39 Statuut namelijk in dat een verschil in wetgeving tussen de drie Koninkrijkslanden slechts geoorloofd is indien daar een behoorlijke rechtvaardigingsgrond voor kan worden aangewezen. In dit tweede deel ligt de focus allereerst op gevolgen van de recente staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk voor het vigerende ontslagrecht. Conclusie hiervan is dat de materiële gevolgen voor het ontslagrecht zeer beperkt zijn. Met dit als uitgangspunt worden vervolgens de opzegbepalingen uit het BW, de rechterlijke ontbinding en het einde van rechtswege in de verschillende koninkrijkslanden met elkaar vergeleken. Uit deze vergelijking blijkt dat er tussen de verschillende landen een hoop ongerechtvaardigde verschillen bestaan. Deze verschillen lijken zich evenwel voornamelijk voor te doen op technisch-juridische gebieden. Bij het uitvaardigen van nieuwe wetgeving houden de wetgevers dus onvoldoende rekening met het concordantiebeginsel. De rechters uit het Koninkrijk kan men in dezen daarentegen weinig kwalijk nemen. Daar waar hun een zekere beoordelingsruimte wordt gelaten, bestaat er immers een grote mate aan concordantie. Door middel van concorderende interpretatie worden de open normen in de verschillende landen namelijk op dezelfde wijze ingevuld. Hierbij moet er echter wel voor worden gewaakt dat er een te grote mate van concordantie wordt bereikt. De rechter mag de verschillen in cultuur en gewoontes tussen de Koninkrijkslanden niet uit het oog verliezen. |
Zoekresultaat: 37 artikelen
Jaar 2010 xArtikel |
Ontslagrecht in het Koninkrijk der Nederlanden (2) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | ontslagrecht, concordantiebeginsel, Antillen, Aruba, arbeidsrecht, Koninkrijk der Nederlanden, doorwerking, Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden |
Auteurs | Mr. F.M. Dekker |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | winstafdracht, abstracte schadeberekening, concrete schade, begroting van schade, punitive damages |
Auteurs | Mr. dr. T.E. Deurvorst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Door dubbelzinnig taalgebruik in artikel 6:104 BW en een tweeslachtige parlementaire doelstelling wordt dit artikel weinig toegepast in de praktijk. Op 18 juni 2010 heeft de Hoge Raad in twee arresten – Setel/AVR en Ymere/X – artikel 6:104 BW aanzienlijk ruimer geïnterpreteerd in verschillende opzichten. De rechter wordt nu veel vrijheid gegund bij het bepalen van een vergoeding in het geval dat de benadeelde schade heeft geleden en de aansprakelijke winst heeft genoten, mits de vergoeding de vermoedelijke schade niet aanmerkelijk overschrijdt. Aan de begroting van de vermoedelijke schade worden echter geen hoge eisen gesteld. Te verwachten valt daarom dat justitiabelen geen flauw idee zullen hebben hoe groot de vergoeding zal zijn wanneer de rechter overgaat tot toepassing van artikel 6:104 BW. Daardoor komen de rechtszekerheid en een eerlijke rechtsbedeling op de tocht te staan. |
Jurisprudentie |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | niet-nakoming, verzuim, tekortkoming, opeisbaarheid, duurovereenkomsten |
Auteurs | Mr. V.C. van Ginkel-Claessens en Mr. A. Mulder |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het op 9 juli 2010 gewezen Nissan/Nieuwkoop-arrest (NJ 2010, 417) heeft de Hoge Raad zijn eerdere oordelen over de toepassing van het verzuimvereiste bij duurovereenkomsten bevestigd. In dit arrest heeft de Hoge Raad daaraan toegevoegd dat de gevolgen van niet-nakoming dus ook intreden indien de prestatie van de schuldenaar op dat moment nog niet opeisbaar was en om die reden nog niet is uitgebleven. De auteurs gaan in deze bijdrage in op dit arrest en staan stil bij de vraag wat de consequenties van deze toevoeging zijn. |
Artikel |
Over de niet-overdraagbaarheid van aandelen, retro-overgang van stemrecht en inpandgeving |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 12 2010 |
Trefwoorden | niet-overdraagbaarheid, aandelen, pandhouder, stemrecht, verpanding |
Auteurs | Mr. K. van Zundert |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt in deze bijdrage de niet-overdraagbaarheid van aandelen in relatie tot verpanding en de mogelijkheid tot retro-overgang van het stemrecht. |
Artikel |
De Wcz: achtergrond, opzet en reikwijdte |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 8 2010 |
Auteurs | Prof. mr. J.K.M. Gevers |
Artikel |
Vormerkung en derdenbeslag op de koopsomHR 8 oktober 2010, LJN BN1252 (Van den Berg/Bernhard) |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2010 |
Trefwoorden | Vormerkung,, art. 7:3 lid 3 sub f BW, derdenbeslag, beslag op koopsom, verkoop registergoed |
Auteurs | Mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit is het tweede arrest van de Hoge Raad over de Vormerkung van art. 7:3 BW. De Hoge Raad beslist dat de koper van een registergoed die de koop heeft laten inschrijven in de openbare registers alleen wordt beschermd in de gevallen die expliciet worden genoemd in het derde lid van art. 7:3 BW. Het geval van derdenbeslag onder de koper op de koopsom valt niet onder de limitatieve opsomming van dit derde lid. Dit betekent dat een koper die in weerwil van een onder hem gelegd derdenbeslag de volledige koopsom aan de notaris betaalt, ten tweede male moet betalen, nu aan de beslaglegger. De Hoge Raad lijkt en passant de mogelijkheid van derdenbeslag onder de koper op de koopsom te hebben aanvaard. |
Artikel |
De bijzondere zorgplicht bij de opzegging van kredietovereenkomsten – zijn de zeven vette jaren van Rabobank/Aarding voorbij? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2010 |
Trefwoorden | kredietopzegging, redelijkheid en billijkheid, zorgplicht, proportionaliteit en subsidiariteit |
Auteurs | Mr. P.S. Bakker en Mr. dr. D. Haas |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ruim zeven jaar geleden wees het Hof Arnhem het arrest Rabobank/Aarding (JOR 2003, 267). In dit arrest oordeelde het hof onder meer dat de bijzondere zorgplicht van banken met zich brengt dat een kredietopzegging ten minste moet voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. In dit artikel wordt geconstateerd dat het hof daarmee een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd ter beoordeling van kredietopzegging. Tevens wordt de invloed van art. 2 van de algemene bankvoorwaarden op de invulling van de wel te hanteren maatstaf besproken en wordt stilgestaan bij het fenomeen van de bijzondere zorgplicht. |
Artikel |
Enkele aspecten van de (on)mogelijkheid tot het vorderen van ‘afgeleide schade’ |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 11 2010 |
Trefwoorden | afgeleide schade, Poot/ABP, Kip/Rabo, specifieke zorgvuldigheidsnorm, geschillenregeling |
Auteurs | Mr. S. Schmeetz |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreekt de auteur het leerstuk van de afgeleide schade en de mogelijkheden die de aandeelhouder heeft wanneer afgeleide schade niet (rechtstreeks) gevorderd kan worden. |
Agenda |
Agenda |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2010 |
Samenvatting |
In Agenda worden lezingen, conferenties en andere evenementen aangekondigd. |
Artikel |
De ruime benadering van de Hoge Raad bij schadebegroting op winst: een stap te ver? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | schadebegroting, winst, causaliteit, huurrecht, Duits recht |
Auteurs | Mr. drs. P.A. Fruytier |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Doerga/Ymere heeft de Hoge Raad beslist dat het de rechter in geval van contractueel verboden onderverhuur in verband met de extra (bouw)kosten die dat voor een woningbouwvereniging oplevert, is toegestaan de geleden schade te begroten op de winst. In dit artikel gaat de auteur na in hoeverre er een daadwerkelijke rechtvaardiging is om de schade in die gevallen op de winst te begroten. Mede aan de hand van de Duitse doctrine en rechtspraak – waarin over een vergelijkbaar geval is beslist – komt de auteur tot de conclusie dat er veel voor is te zeggen om de schade slechts op de winst te begroten, indien het geschonden recht economische waarde vertegenwoordigt voor de rechthebbende. Dit resultaat kan binnen het Nederlandse recht worden bereikt via de causaliteitstoets van art. 6:98 BW. |
Artikel |
Contractuele aansprakelijkheid voor hulppersonen en de omvang van de opdrachtAnnotatie bij HR 8 januari 2010, LJN BK0163, NJ 2010, 43 |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | wanprestatie, aansprakelijkheid, hulppersonen, uitleg, aanbesteding |
Auteurs | Prof. mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai |
SamenvattingAuteursinformatie |
De contractuele aansprakelijkheid voor hulppersonen is een vrij goed uitgewerkt leerstuk. Toch geeft een uitspraak van de Hoge Raad inzake de aansprakelijkheid van een advocaat voor fouten van een buitenlandse collega aanleiding om dit leerstuk nog eens nader te bestuderen. Voor dit leerstuk gaat het niet zuiver om uitleg van de specifieke overeenkomst, maar ook om opvattingen in de bedrijfstak over welke werkzaamheden wel en niet tot de ‘eigen’ bedrijfsuitoefening behoren waar een onderneming het risico voor op zich neemt. Dit is van belang nu uitbesteding steeds vaker voorkomt. |
Artikel |
Dynamic packaging en de Hoge Raad: waar is de reisorganisator gebleven? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2010 |
Trefwoorden | reisovereenkomst, richtlijn pakketreizen, dynamic packaging, Club-Tour-arrest |
Auteurs | Prof. mr. M.B.M. Loos |
SamenvattingAuteursinformatie |
In artikel 7:500 lid 1 onder b BW wordt een reisovereenkomst omschreven als de overeenkomst waarbij een reisorganisator zich jegens zijn wederpartij verbindt tot het verschaffen van een door hem aangeboden, van te voren georganiseerde reis die uit ten minste twee van de hierna te noemen drie genoemde diensten bestaat en daarbij meer dan 24 uur duurt of een overnachting omvat. De drie betreffende diensten zijn het vervoer, verblijf of ‘een andere niet met vervoer of verblijf verband houdende, toeristische dienst die een significant deel van de reis uitmaakt’. Als reisorganisator wordt volgens artikel 7:500 lid 1 sub a BW aangemerkt: ‘degene die, in de uitoefening van zijn bedrijf, op eigen naam aan het publiek of aan een groep personen van te voren georganiseerde reizen aanbiedt’. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | algemene voorwaarden, onderneming, zwarte lijst, grijze lijst, reflexwerking |
Auteurs | Mr. R.H.C. Jongeneel en Prof. mr. B. Wessels |
SamenvattingAuteursinformatie |
Afdeling 6.5.3 BW (Algemene voorwaarden) heeft in beginsel betrekking op ieder gebruik van algemene voorwaarden. Een belangrijke uitzondering is artikel 6:235 lid 1 BW, waarin aan bedrijven van een bepaalde omvang een beroep op de specifieke vernietigingsgronden bedoeld in de artikelen 6:233 en 234 BW (open norm en informatie- of kennisgevingsplicht) wordt onthouden. Afdeling 6.5.3 BW, in het bijzonder artikel 6:236 BW (zwarte lijst) en artikel 6:237 BW (grijze lijst), is daarnaast letterlijk beperkt tot overeenkomsten met consumenten, maar de betekenis van deze lijsten werkt door in overeenkomsten tussen ondernemers onderling. Beide thema’s worden mede aan de hand van een analyse van rechtspraak behandeld, waarbij de auteurs aanbevelingen voor verdere uitleg formuleren. |
Boekbespreking |
Recensie Kind en schade: wat nu? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2010 |
Auteurs | Mw. R. Rijnhout LL.M. en Mw. mr. H.M. Storm |
Auteursinformatie |
Artikel |
Securisatie van handelsvorderingen |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 9 2010 |
Trefwoorden | securisatie, handelsvorderingen, cessie, verrekening |
Auteurs | Mr. J. Bos |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt de secruitisatie van handeslvorderingen besproken. Na een beschrijving van een gebruikelijke transactiestructuur wordt nader ingegaan op de kenmerken waar de vorderingen in kwestie aan moeten voldoen. Tevens worden de regels van het internationaal privaatrecht met betrekking tot cessie beschreven. |
Jurisprudentie |
2010/22 Vordering tot afgifte bescheiden ex artikel 843a Rv; gewichtige redenenomafgifte bescheiden te weigeren; middels procedure ex artikel 843a Rv kan afgifte van stukken worden bewerkstelligd die in het kader van het strafrechtelijke onderzoek niet aan eiser behoren te worden afgestaan; geen spoedeisend belang: vordering afgewezenVoorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam (mr. P.F.G.T. Hofimeijer-Rutten) d.d. 12 april 2010 (m.nt. prof. mr. T.M. Schalken). |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 5 2010 |
Artikel |
Titel 10.15 BW – IPR zee-, binnenvaart- en luchtrecht: weinig nieuws |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 7-8 2010 |
Trefwoorden | internationaal privaatrecht, zeerecht, binnenvaartrecht, luchtrecht, cognossement, goederenvervoer |
Auteurs | Prof. mr. M.H. Claringbould |
SamenvattingAuteursinformatie |
Titel 10.15 BW is grotendeels een kopie van de Wet IPR zee- en binnenvaart (WIPRZ) uit 1993. Maar in 2009 zijn Rome I en Rome II in werking getreden; de grenslijn tussen deze ‘natte’ IPR-regeling en de verordeningen wordt scherper getrokken. Het zou mooi zijn als tijdens de parlementaire behandeling van Titel 10.15 BW alsnog aandacht wordt besteed aan enkele in deze bijdrage genoemde (detail)punten. |
Jurisprudentie |
Beslag- en executierecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | beslag- en executierecht, blokkerende werking, Vormerkung, verklaringsprocedure, beslag als pressiemiddel |
Auteurs | Mr. D.M. de Knijff |
SamenvattingAuteursinformatie |
De kroniek bevat een overzicht van recente rechtspraak (vanaf ultimo 2008) m.b.t het beslag- en executierecht. Met name komen daarin aan de orde de blokkerende werking van het beslag en van de ‘Vormerkung’ ex art. 7:3 BW, eigenbeslag en verrekening en enkele aspecten van de verklaringsprocedure. Ook wordt ingegaan op het rapport Conservatoir beslag in Nederland, zekerheid en pressiemiddel van M. Meijsen en A.W. Jongbloed, dat onlangs onder auspiciën van de Raad voor de Rechtspraak is verschenen. |
Jurisprudentie |
De onzekere datum van overlijden |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | erfrecht, onderbewindstelling/bewind, Volmacht, Overdracht |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en mw. prof. mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt een uitspraak besproken die handelt over een onderbewindstelling van het vermogen van de rechthebbende in de zin van artikel 1:431 BW, waarbij de bewindvoerder een onder zijn bewind vallende onroerende zaak verkoopt, terwijl de rechthebbende vóór de levering overlijdt. |
Jurisprudentie |
2010/15 Vordering tot afgifte bescheiden ex artikel 843a Rv; gewichtige redenenomafgifte bescheiden te weigeren; middels procedure ex artikel 843a Rv kan geen afgifte van stukken worden bewerkstelligd die in het kader van het strafrechtelijke onderzoek niet aan eiser behoren te worden afgestaan; eiser meest gebaat bij afgerond strafrechtelijk onderzoek; gegevens niet noodzakelijk voor aanvullen gronden tuchtklacht; geen spoedeisend belang: vordering afgewezenVoorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam (mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, voorzieningenrechter, mr. H.C. Fraaij, griffier), d.d. 12 april 2010. |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 4 2010 |