Nter_1382-4120_2023_029_003_totaal_original1024_1_large
Rss

Nederlands tijdschrift voor Europees recht

Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht

Over dit tijdschrift  

Meld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.

Aflevering 7-8, 2022 Alle samenvattingen uitklappen
Asiel en migratie

Access_open Het arrest JY: eens gegeven, blijft gegeven?

De impact van EU-burgerschap op de nationaliteitstoekenning door lidstaten

Trefwoorden nationaliteit, bevoegdheidsverdeling, Europees burgerschap
Auteurs Dr. H. van Eijken en Prof. G.R. de Groot
SamenvattingAuteursinformatie

    Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kent aan iedere onderdaan van een van de lidstaten van de Europese Unie de status van EU-burgerschap toe (art. 20 VWEU). Nationaliteit is daarom een voorwaarde voor individuen om van de status als EU-burger gebruik te kunnen maken en van de rechten die aan het EU-burgerschap verbonden zijn. Het gaat dan om het vrije verkeer binnen de EU (art. 21 VWEU), maar ook o.a. actief en passief kiesrecht voor gemeentelijke verkiezingen in een gastlidstaat. Hoewel uitsluitend lidstaten bevoegd zijn om de nationaliteit toe te kennen en in te trekken, moeten dergelijke besluiten en nationaliteitsregelingen wel voldoen aan de eisen die het EU-recht daaraan stelt, met name aan het evenredigheidsbeginsel. In de zaak JY staat intrekking van het voornemen om nationaliteit toe te kennen centraal. Het gaat in deze zaak dus niet om het intrekken van een toegekende nationaliteit, maar wel om het vertrouwen dat de betreffende nationaliteit zou worden toegekend.
    HvJ 18 januari 2022, C-118/20, ECLI:EU:C:2022:34 (JY/Wiener Landesregierung).


Dr. H. van Eijken
Dr. H. (Hanneke) van Eijken is als senior onderzoeker verbonden aan ­RENFORCE, vakgroep Europees recht, Universiteit Utrecht en is redactielid van het Nederlands tijdschrift voor Europees recht.

Prof. G.R. de Groot
Prof. G.R. (René) de Groot is emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht.
Staatssteun

Positie begunstigde in het staatssteunrecht verder ingeperkt

De zaak T-678/20 (Solar Electric e.a./Commissie)

Trefwoorden staatssteun, aanmeldingsverplichting, klachtenregeling, begunstigde, artikel 108 lid 3 VWEU
Auteurs Mr. E. Belhadj en Mr. G. Fazzi
SamenvattingAuteursinformatie

    Het Gerecht van de Europese Unie heeft op 10 november 2021 arrest gewezen in een beroep dat door Solar Electric was aangespannen tegen de afwijzing van een door haar ingediende klacht bij de Europese Commissie. Met deze klacht trachtte Solar Electric een besluit van de Commissie uit te lokken over de verenigbaarheid van Franse steunmaatregelen. De Commissie wees deze klacht af, omdat Solar Electric, als begunstigde van de steun, op die manier als het ware de plaats van een lidstaat in een aanmeldingsprocedure zou innemen en de klachtprocedure daar niet voor bedoeld was. Het Gerecht oordeelde dat de Commissie de klacht terecht heeft afgewezen. In zijn arrest bakent het Gerecht in dat kader het begrip ‘belanghebbende’ in de zin van artikel 24 lid 2 Procedureverordening af.
    Gerecht 10 november 2021, T-678/20, ECLI:EU:T:2021:780 (Solar Electric e.a./Commissie)


Mr. E. Belhadj
Mr. E. (Ekram) Belhadj is advocaat bij Simmons & Simmons in Amsterdam.

Mr. G. Fazzi
Mr. G. (Guido) Fazzi is advocaat bij Simmons & Simmons in Amsterdam.
Mededinging

Access_open Wederzijds vertrouwen (wantrouwen): handhaving van het EU-mededingingsrecht in de schaduw van de rechtsstaatscrisis

Trefwoorden decentrale handhaving, behandelen van klachten, waarden van artikel 2 VEU, onafhankelijkheid, mededingingsautoriteit
Auteurs M. Borgers LL.M en Dr. K.J. Cseres
SamenvattingAuteursinformatie

    Het arrest Sped-Pro betreft een beroep tot nietigverklaring van een beschikking van de Commissie die een klacht over misbruik van een economische machtspositie door de Poolse staatsonderneming PKP Cargo heeft afgewezen. Het Gerecht heeft voor het eerst de gevolgen van structurele of fundamentele gebreken van de rechtsstaat in een lidstaat onderzocht voor de vaststelling van de meest geschikte mededingingsautoriteit om een klacht te behandelen. Hierbij verduidelijkt het Gerecht zowel de voorwaarden van taakverdeling en toewijzingsbeginselen die gelden tussen de Commissie en nationale mededingingsautoriteiten binnen het decentrale handhavingsstelsel van artikel 101 en 102 VWEU als de voorwaarden voor de beslissingsbevoegdheid van de Commissie om klachten op grond van gebrek aan Uniebelang af te wijzen.
    Gerecht 9 februari 2022, T-791/19, ECLI:EU:T:2022:67 (Sped-Pro)


M. Borgers LL.M
M. (Michael) Borgers LL.M is onderzoeksassistent en docent aan het Amsterdam Centre for European Law & Governance (ACELG) van de Universiteit van Amsterdam.

Dr. K.J. Cseres
Dr. K.J. (Katalin) Cseres is universitair hoofddocent aan het Amsterdam Centre for European Law & Governance (ACELG) van de Universiteit van Amsterdam. Zij is bereikbaar via: k.j.cseres@uva.nl.
Milieu

Het Commissievoorstel voor een Richtlijn betreffende de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht

Trefwoorden milieudelicten, vervuiling, milieu- en gezondheidsschade, doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties, grove nalatigheid
Auteurs G. Gattinara Ph.D., LL.M, MA, D.e.s.s. en mr. L. Haasbeek LL.M
SamenvattingAuteursinformatie

    Op 15 december 2021 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een Richtlijn betreffende de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van de huidige Richtlijn milieustrafrecht, Richtlijn 2008/99/EG. Dit voorstel verfijnt en verduidelijkt de omschrijving van milieudelicten die op basis van de richtlijn via het strafrecht strafbaar moeten worden gesteld, en bevat maatregelen die de sanctionering van milieucriminaliteit meer doeltreffend, evenredig, afschrikkend en uniform beoogt te maken, met het oog op de verbetering van de milieubescherming door een beroep te doen op het strafrecht.
    Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van Richtlijn 2008/99/EG (COM(2021)851 final).


G. Gattinara Ph.D., LL.M, MA, D.e.s.s.
G. (Giacomo) Gattinara Ph.D., LL.M, MA, D.e.s.s. is lid van de Juridische Dienst van de Europese Commissie.

mr. L. Haasbeek LL.M
Mr. L. (Luke) Haasbeek LL.M is lid van het kabinet van Eurocommissaris Sinkevičius.
Brexit

Milieubescherming na Brexit

De terugkeer van de vieze man van Europa?

Trefwoorden Brexit, klimaat, gelijk speelveld, sancties
Auteurs Dr. W.Th. Douma
SamenvattingAuteursinformatie

    Op het moment van Brexit bestond er een gelijk speelveld wat betreft milieubescherming tussen het VK en de EU. Verscheidene duurzaamheidsbepalingen in de EU-VK Handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn erop gericht te voorkomen dat partijen na Brexit een competitief voordeel zouden kunnen trachten te bewerkstelligen door milieuregels minder of niet langer te handhaven, of door milieunormen te versoepelen. Onderzocht wordt of deze bepalingen kunnen garanderen dat het gelijk speelveld blijft bestaan. Dat een aantal duurzaamheidsbepalingen via sancties afdwingbaar is (een noviteit voor de EU) kan daaraan bijdragen. Vergeleken met andere EU-handelsverdragen is de EU-VK Handels- en samenwerkingsovereenkomst in dit opzicht een belangrijke stap vooruit.


Dr. W.Th. Douma
Dr. W.Th. (Wybe) Douma is werkzaam bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij European Environmental Law Concultancy en bij EU Legal – Centre for European and International Law.
Institutioneel recht

Belofte maakt schuld: het EU-coronaherstelfonds als nieuwe stap in Europese integratie

Trefwoorden herstel- en veerkrachtfaciliteit, Europese eigen middelen, COVID-19, economic governance, klimaattransitie
Auteurs Dr. M. van der Sluis
SamenvattingAuteursinformatie

    De auteur beschrijft in dit artikel kort de totstandkoming van het EU-coronaherstelfonds, gevolgd door de bijzondere manier waarop het fonds gefinancierd wordt en de relevantie van het fonds voor verschillende Europese en nationale beleidsterreinen, met name wanneer dit relevant is voor de Nederlandse rechtspraktijk. Ten slotte zet de auteur kort de impact van het fonds op de verhoudingen tussen de Europese instellingen (horizontaal) en tussen lidstaten en de Europese instellingen van de EU (verticaal) uiteen.


Dr. M. van der Sluis
Dr. M. (Marijn) van der Sluis is universitair docent Staatsrecht aan de Universiteit Maastricht.