Contr_1566-0893_2023_025_002_totaal_original1024_1_large
Rss

Contracteren

Meer op het gebied van Burgerlijk (proces)recht

Over dit tijdschrift  

Meld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.

Aflevering 3, 2010 Alle samenvattingen uitklappen

    In een redactioneel artikel geeft de redactie een toelichting op het tijdschriftnummer in kwestie.

Artikel

Het richtlijnvoorstel consumentenrechten: quo vadis?

Trefwoorden consumentenrecht, maximumharmonisatie, DCFR, Groenboek Europees contractenrecht
Auteurs Mr. dr. C.A.N.M.Y. Cauffman, Prof. mr. M.G. Faure LL.M. en Prof. mr. T. Hartlief
SamenvattingAuteursinformatie

    Het richtlijnvoorstel consumentenrechten oogstte veel kritiek vooral omdat het gericht was op maximumharmonisatie en omdat onvoldoende rekening werd gehouden met het DCFR. Over de vraag hoe het nu verder moet met het richtlijnvoorstel consumentenkoop lopen de meningen uiteen. Een viertal hoofdstromingen valt aan te wijzen. Zij worden hierna toegelicht. Tevens wordt ingegaan op het probleem van de rechtsgrond voor een instrument van gerichte maximumharmonisatie.


Mr. dr. C.A.N.M.Y. Cauffman
Mr. dr. C.A.N.M.Y. Cauffman is universitair docent Privaatrecht aan de Universiteit Maastricht.

Prof. mr. M.G. Faure LL.M.
Prof mr. M.G. Faure LL.M. is hoogleraar Vergelijkend en Internationaal Milieurecht aan de Universiteit Maastricht.

Prof. mr. T. Hartlief
Prof. mr. T. Hartlief is hoogleraar Privaatrecht aan de Universiteit Maastricht.
Artikel

Grenzen aan de contracteervrijheid van private aanbesteders?

Trefwoorden private aanbesteding, gelijke behandeling, pre-contractuele redelijkheid en billijkheid, aanbestedingsovereenkomst, beperkende werking van redelijkheid en billijkheid
Auteurs Prof. mr. C.E.C. Jansen
SamenvattingAuteursinformatie

    Het komt in de private contractpraktijk regelmatig voor dat overeenkomsten geheel onverplicht worden aanbesteed. Hoewel private aanbesteders niet gehouden zijn tot naleving van het gereguleerde overheidsaanbestedingsrecht zijn ook zij – in beginsel althans – verplicht de deelnemers aan een aanbestedingsprocedure dezelfde gelijke kans te bieden op het verwerven van de aanbestede opdracht. De grondslag voor die verplichting kan in het verbintenissenrecht worden gevonden. In deze bijdrage wordt die grondslag nader verkend en komt ook de ratio van die verplichting aan de orde. Vervolgens wordt nagegaan of en in hoeverre het verbintenissenrecht zich verzet tegen het uitsluiten door private aanbesteders van die verplichting.


Prof. mr. C.E.C. Jansen
Prof. mr. C.E.C. Jansen is hoogleraar privaatrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en raadsheer-plaatsvervanger in het Hof Den Bosch. Hij verricht onderzoek binnen het onderzoeksprogramma van het VU University Amsterdam, Centre for Law and Governance.
Artikel

Onevenwichtige contractvoorwaarden bij overheidsaanbestedingen en het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW

Trefwoorden aanbesteding, overheidscontracten, onevenwichtige contractvoorwaarden, beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid
Auteurs Mr. S. Mutluer
SamenvattingAuteursinformatie

    Het door overheidsaanbesteders opleggen van onevenwichtige contractvoorwaarden die een afwijking vormen van breed geaccepteerde standaardvoorwaarden, leidt in de aanbestedingspraktijk geregeld tot ongenoegen van inschrijvers. Aangezien het in de regel gaat om professionele verhoudingen en de jurisprudentie voor dergelijke verhoudingen een sterk belang toekent aan de contractvrijheid en de rechtszekerheid, rijst de vraag of inschrijvers hier contractenrechtelijk iets tegen kunnen ondernemen. In deze bijdrage wordt onderzocht of inschrijvers via een beroep op art. 6:248 lid 2 BW vermeend onevenwichtige contractvoorwaarden na sluiting van het contract door de rechter terzijde kunnen laten schuiven. Tevens wordt de vraag opgeworpen in hoeverre het aanbestedingsrecht grenzen stelt aan die bevoegdheid van de rechter.


Mr. S. Mutluer
Songül Mutluer is als promovenda verbonden aan de afdeling privaatrecht van de Vrije Universiteit Amsterdam en verricht haar promotieonderzoek binnen het onderzoeksprogramma van het VU University Amsterdam, Centre for Law and Governance.
Casus

De nieuwe groepsvrijstelling verticale overeenkomsten: de contractspraktijk op de schop?

Trefwoorden mededinging, distributie, groepsvrijstelling, overeenkomst
Auteurs Mr. M.J. van Joolingen en Mr. D.T.A. Noordeloos
SamenvattingAuteursinformatie

    Op 1 juni jongstleden heeft de Europese Commissie de regelgeving voor verticale overeenkomsten, zoals distributie, franchise en agentuur gewijzigd. In dit artikel zal een toelichting worden gegeven op de voor de praktijk meest belangrijke veranderingen die de komst van de deze nieuwe groepsvrijstelling met zich meebrengt. De nieuwe groepsvrijstelling neemt de contractspraktijk niet op de schop. Er zijn wel een aantal voor de contractspraktijk belangrijke praktische veranderingen doorgevoerd. Ook bestaande overeenkomsten dienen in lijn te worden gebracht met deze nieuwe regelgeving.


Mr. M.J. van Joolingen
Mr. M.J. van Joolingen is advocaat bij Banning te Den Bosch.

Mr. D.T.A. Noordeloos
Mr. D.T.A. Noordeloos is advocaat bij Banning te Den Bosch.

    Bij de uitleg van het Weens Koopverdrag zijn rechters verplicht, op grond van art. 7 lid 1 CISG, om rekening te houden met uitspraken van buitenlandse rechters. Het verdrag moet immers uniform geïnterpreteerd worden. Dit houdt onder meer in dat uitspraken waaraan persuasive authority toekomt door andere rechters gevolgd moeten worden. In de Machinery case uit 2001 overweegt het Duitse Bundesgerichtshof dat algemene voorwaarden in beginsel slechts onderdeel van een overeenkomst kunnen uitmaken indien deze voorwaarden voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld. Mijns inziens komt aan deze uitspraak persuasive authority toe. Het is daarom volkomen terecht dat Nederlandse rechters deze uitspraak volgen. Dit laat onverlet dat de toepasselijkheid van algemene voorwaarden op grond van het Weens Koopverdrag ook kan voortvloeien uit onderhandelingen of uit tussen partijen ontstane gebruiken.


Mr. dr. S.A. Kruisinga
Mr. dr. S.A. Kruisinga is als universitair hoofddocent handelsrecht verbonden aan het Molengraaff Instituut voor Privaatrecht van de Universiteit Utrecht.
Praktijk

Naschrift

Trefwoorden Weens Koopverdrag, algemene voorwaarden, toepasselijkheid, terhandstelling
Auteurs Mr. dr. T.H.M. van Wechem en Mr. drs. J.H.M. Spanjaard
SamenvattingAuteursinformatie

    In ons artikel in Contracteren 2010/1 signaleerden wij dat de Nederlandse lagere rechtspraak in 2009 en masse een uitspraak van het Duitse Bundesgerichtshof (“BGH”) van 31 oktober 2001 over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag (‘WKV’) omarmde en één-op-één toepaste. Wij zijn van mening dat de uitspraak van het BGH onwenselijk is en van een onjuiste benadering uitgaat. Kruisinga heeft in haar reactie naar aanleiding van ons artikel verdedigd dat het BGH wel van een juiste benadering is uitgegaan en persuasive authority toekomt. Anders dan Kruisinga menen wij dat het arrest van het Bundesrichtshof in de Machinery case uit 2001 persuasive authority mist. De door het BGH gehanteerde argumenten overtuigen ons geenszins. Ook menen wij dat het BGH teveel van de Duitse juridische literatuur is uitgegaan. De rechtspraak over het onderwerp blijft overigens verdeeld. Het wordt daarom tijd dat ons hoogste rechtscollege zich over deze vraag gaat uitlaten. Een punt dat aan het voorgaande logisch voorafgaat voorafgaat betreft de status van de advisory opinions van UNCITRAL in het kader van de uitleg van het WKV. Niettegenstaande dat wij het gebruik van de advisory opinions toejuichen, constateren wij dat de praktijk nog grotendeels hiermee onbekend is. Hun praktische nut is dan ook niet zeer groot.


Mr. dr. T.H.M. van Wechem
Mr. dr. T.H.M. van Wechem is wetenschappelijk adviseur bij Baker & McKenzie advocaten, notarissen en belastingadviseurs en redacteur van dit tijdschrift.

Mr. drs. J.H.M. Spanjaard
Mr. drs. J.H.M. Spanjaard is advocaat bij La Gro Advocaten te Alphen aan den Rijn.
Boekbespreking

R.P.J.L. Tjittes, Uitleg van schriftelijke contracten, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009

Trefwoorden uitleg van overeenkomsten, redelijke uitleg, positie van derden, contractuele vormgeving van uitleg
Auteurs Prof. mr. A.F. Verdam
SamenvattingAuteursinformatie

    Verdam bespreekt in zijn bijdrage Tjittes’ monografie Uitleg van schriftelijke contracten. Concluderend meent Verdam dat de monografie een verrijking is voor zowel de praktijkjurist als de meer theoretisch geïnteresseerde jurist. Het biedt een praktisch en mooi gestructureerd overzicht van vele aspecten en uitspraken inzake de uitleg van contractsbedingen, voorzien van interessante beschouwingen en nuanceringen waar velen hun voordeel mee kunnen doen.


Prof. mr. A.F. Verdam
Prof. mr. A.F. Verdam is hoogleraar ondernemingsrecht Vrije Universiteit te Amsterdam en legal advisor bij Philips.

    In Agenda worden lezingen, conferenties en andere evenementen aangekondigd.