Tijdschrift voor Religie, Recht en BeleidAccess_open

Artikel

Burgerschap en islam sluiten elkaar niet uit

Indonesische moslims in Nederland

Trefwoorden Indonesian Muslims, migrants, citizenship, integration
Auteurs
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Jennifer Vos en Sandra van Groningen, 'Burgerschap en islam sluiten elkaar niet uit', TvRRB 2012-2, p. 14-26

    The policy document Integration, commitment and citizenship concludes that the Islam ‘worries parts of the Dutch society’ because of beliefs that according to them are incompatible with the democratic constitutional state. In this article we look at the relationship between Islam en citizenship from within the Indonesian Muslim community in the Netherlands. This article is based on research on positioning and self-definition of Indonesian Muslims in the Netherlands. Indonesian Muslims are in general well integrated in Dutch society. They work or study in the Netherlands and they are active in social life. Newcomers respect the pluriform and democratic legal order they already know from Indonesia. At the same time Indonesian Muslims are remarkably silent in the public debate on Islam. On the one hand this derives from their individualistic and inward interpretation of Islam, on the other hand it derives from their Indonesian national character and it partially comes from the changed political climate in the Netherlands.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • De nota Integratie, binding en burgerschap constateert dat de islam ‘bij delen van de bevolking zorgen oproept’ vanwege opvattingen die volgens hen onverenigbaar zouden zijn met de democratische rechtsstaat. In dit artikel onderzoeken we de relatie tussen de islam en burgerschap binnen de Indonesische moslimgemeenschap in Nederland. Dit artikel is gebaseerd op een onderzoek naar de positionering en zelfdefinitie van Indonesische moslims in Nederland. Indonesische moslimmigranten zijn over het algemeen goed ingeburgerd. Ze werken of studeren hier en zijn actief in het verenigingsleven. Nieuwkomers respecteren de pluriforme en democratische rechtsorde, die ze vanuit Indonesië al kennen. Tegelijkertijd zijn Indonesische moslims opvallend stil in het publieke islamdebat. Enerzijds komt dit voort uit hun individualistische en innerlijke interpretatie van de islam, anderzijds komt dit voort uit de Indonesische volksaard, en gedeeltelijk komt dit voort uit het veranderde politieke klimaat in Nederland.

    • Dit artikel belicht de gemeenschap van Indonesische moslims in Nederland, van wie de eersten zich al in de jaren vijftig in Nederland vestigden en de meesten goed zijn ingeburgerd in onze samenleving.1xIn zijn boek Het land van aankomst (Amsterdam 2007) stelt Paul Scheffer dat de integratie en emancipatie van postkoloniale immigranten in Nederland grotendeels geslaagd is. Zij komen uit een land dat de grootste moslimgemeenschap van de wereld omvat en waarin de relatie tussen de islam en democratisch burgerschap nagenoeg geen probleem vormt.2xIn de berichtgeving over de zogenoemde Arabische Lente worden Turkije en Indonesië vaak in één adem genoemd als landen waar islam en democratie samengaan. Dat democratische besluitvorming ook in een richting kan gaan die in veel westerse ogen als ongewenst wordt gezien, laten we hier buiten beschouwing. Toch zijn Indonesische moslims vrijwel afwezig in het publieke debat over integratie en in de beeldvorming over de islam in Nederland. Wellicht komt dit doordat Indonesische migranten, moslims inbegrepen, door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangemerkt worden als ‘westerse allochtonen’.3xCBS, Begrippen, www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=1057. Wij menen echter dat er andere factoren in het spel zijn. In dit artikel onderzoeken we de relatie tussen islam en burgerschap in een moslimgemeenschap die niet vaak in het nieuws is, die van de Indonesische moslims. Ook bespreken we de vraag wat sleutelfiguren binnen deze gemeenschap doen om duidelijk te maken ‘dat radicalisering en anti-integratieve en antidemocratische uitingen niet inherent zijn aan de islam’.4xMinisterie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, Integratie, binding, burgerschap, Den Haag 2011. Hierna: integratienota.

    • Categoraal denken

      Volgens de integratienota Integratie, binding en burgerschap5xIbid., p. 6. van 2011 komt het integratiebeleid in een nieuwe fase. Het huidige kabinet staat een aanpak voor waarbij de instroom van kansarme migranten wordt teruggedrongen en waarbij langdurig hier verblijvende nieuwe Nederlanders zelf verantwoordelijk zijn voor hun inburgering. De nota constateert dat de islam, die in korte tijd tot een van de omvangrijkste religies in Nederland is geworden, ‘bij delen van de bevolking zorgen oproept’ vanwege opvattingen die volgens hen onverenigbaar zouden zijn met de democratische rechtsstaat. Het kabinet erkent godsdienstvrijheid. Maar godsdienstvrijheid mag geen bescherming bieden tegen radicalisering en antidemocratisch gedrag. Ook de moslimgemeenschap zelf en de voorgangers van de islam hebben de taak dit duidelijk te maken.
      De integratienota van Donner is scherper dan Nederland tot nu toe gewend was. Migranten worden zelf verantwoordelijk gesteld voor het welslagen van hun integratie. Desondanks staat de nota volledig in de traditie van het migrantendebat zoals dat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw wordt gevoerd.
      De eerste migranten, de gastarbeiders die in de jaren zestig naar Nederland kwamen om economische redenen, werden volgens Ghorashi6xHalleh Ghorashi, Paradoxen van culturele erkenning. Management van Diversiteit in Nieuw Nederland, Amsterdam 2006, p. 9. beschouwd als totaal andere mensen dan de Nederlanders. Eventueel afwijkend of ongepast gedrag werd verklaard vanuit hun verschillende culturele achtergrond. Deze benadering, in combinatie met de verwachting dat de gastarbeiders uiteindelijk zouden repatriëren, leidde tot een beleid dat gericht was op behoud van de culturele identiteit van de migranten. Dit beleid betekende echter niet zozeer een warme omhelzing, als wel een gebrek aan oprechte belangstelling in het leven, de gewoonten en de overtuigingen van de migranten, aldus Ghorashi.7xIbid.
      Met de opkomst van het ‘nieuwe realisme’8xB. Prins, Voorbij de onschuld: het debat over integratie in Nederland, Amsterdam 2004, p. 35-36. begin jaren negentig veranderde de toon van het migrantendebat, maar niet het denken in categorieën. Jan Rath beschrijft hoe de CDA-politici Ruud Lubbers en Elco Brinkman pleitten voor de inrichting van een islamitische zuil om het emancipatie- en integratieproces van moslimmigranten te bevorderen. Zij ondervonden daarbij felle tegenstand van Frits Bolkestein (VVD) en Hans van Mierlo (D66), die religie per definitie als een obstakel voor emancipatie beschouwden.9xJ. Rath, R. Penninx, K. Groenendijk & A. Meijer, Nederland en zijn islam: een ontzuilde samenleving reageert op het ontstaan van een geloofsgemeenschap, Amsterdam 1996, p. 30. ‘Integratie’ werd de nieuwe mantra in het migrantendebat. Het ‘minderhedenbeleid’ heette nu voortaan ‘integratiebeleid’ en migranten werden benaderd als categorieën burgers die speciale voorzieningen behoefden om hun integratie te faciliteren.10xGhorashi 2006.
      De gebeurtenissen rond 9/11 (2001) en de moorden op Fortuyn (2002) en Van Gogh (2004) hebben het migrantendebat verder op scherp gezet. Niet-westerse migranten worden niet alleen als een aparte categorie, maar nu ook als een inferieure categorie neergezet. Met name moslimmigranten komen als groep dagelijks in het nieuws en worden in één adem genoemd met radicalisering, falende integratie en dreigend en reëel geweld in binnen- en buitenland. De integratienota van Donner moet binnen deze context begrepen worden.

      Dit artikel is gebaseerd op diepte-interviews met dertien sleutelfiguren uit de Indonesische moslimgemeenschap in Nederland.11xOnder de Indonesische gemeenschap wordt in het onderzoek ook Molukse moslimgemeenschap begrepen. De Molukse moslimgemeenschap in Nederland telt naar schatting 1000 personen en kent eigen omgangsvormen, thema’s en problematieken. Daar waar sprake is van een relevant onderscheid in de onderzoeksresultaten wordt dit expliciet vermeld. De gesprekken vonden plaats in de periode van mei-juli 2011 en werden gevoerd aan de hand van een topic lijst waarin de positionering en zelfdefinitie van Indonesische moslims in Nederland centraal stond.12xHet betreft hier kwalitatief onderzoek. Via het Centre for World Christianity and Interreligious Studies werden de eerste contacten gelegd met Indonesische moslims in Nederland. Vervolgens werden de gesprekspartners via de ‘sneeuwbalmethode’ benaderd. Daarbij werd gestreefd naar diversiteit in termen van sekse, leeftijd, migratiegeneratie en geografische binding. Onder de gesprekspartners bevonden zich twee studenten, twee verpleegkundigen, drie Molukkers, drie leden van de PPME Den Haag (Vereniging van Moslim Jongeren in Europe, www.ppme-denhaag.nl), één imam en twee medewerkers van de Indonesische ambassade. De respondenten kwamen niet alleen van verschillende Indonesische eilanden (onder andere Java, Sulawesi en de Molukken), maar ook van verschillende regio’s op de verschillende eilanden. Acht respondenten waren man en vijf respondenten waren vrouw. Een aantal respondenten is in de jaren zestig naar Nederland gekomen, terwijl andere respondenten in de jaren negentig en begin 21ste eeuw naar Nederland kwamen. Bijna alle respondenten zijn naar Nederland gekomen met de intentie om hier een paar jaar te werken of te studeren. Het merendeel is echter in Nederland gebleven. De respondenten wonen in Nederland, verspreid over Den Haag, Amstelveen, Ridderkerk, Utrecht, Hilversum, Rotterdam en Arnhem. Ze zijn genummerd (1 t/m 13).
      Het doel van de gesprekken was een genuanceerd beeld te krijgen van de Indonesische moslimgemeenschap in ons land.

    • Diversiteit binnen de Indonesische moslimgemeenschap

      Binnen de Indonesische migrantengemeenschap in Nederland bestaan grote verschillen in zelfdefinitie. Geografische herkomst speelt een belangrijke rol in de perceptie van de eigen identiteit.13xBosma, Terug uit de koloniën. 60 jaar postkoloniale migranten en hun organisaties, Amsterdam 2009, p. 56-72. Daarnaast is de migratiegeschiedenis bepalend voor de zelfdefinitie. De meeste Indonesische moslims kwamen (min of meer) vrijwillig naar Nederland in verschillende migratiegolven na de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië in 1949. De Molukkers daarentegen, kwamen in 1951 op dienstbevel naar Nederland met de uitdrukkelijke intentie zo snel mogelijk terug te keren naar het land van herkomst.14xB. Koolen, ‘Integratie en religie. Godsdienst en levensovertuiging in het integratiebeleid etnische minderheden’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2010-1, p. 5-26.
      Het verschil in zelfdefinitie is terug te zien in de opvattingen van Molukkers in Nederland. Een medewerker van de Indonesische ambassade (respondent 13), tevens bestuurslid van de Indonesische moskee in Den Haag, onderscheidt drie groepen Molukkers in Nederland: Zij die zich primair als Nederlander verstaan, zij die zich primair als Indonesiër verstaan, en zij die zich primair verstaan als Molukker en streven naar een Vrije Molukse Republiek. Volgens deze ambassademedewerker geldt dit laatste vooral voor christenen, wier zelfdefinitie nauw verweven is met het onafhankelijkheidsstreven van de Molukken.15xCfm. S. Post, Anak Mas/Gouden kind, Molukkers in Nederland, Groningen 2001. In 1950 verklaarden de Molukken zichzelf onafhankelijk van de Republiek Indonesië (sinds 1949) met het uitroepen van de Republik Maluku Selantan (RMS). Hoewel de RMS internationaal (nog) geen officiële erkenning geniet, zijn ook in Nederland veel Molukkers pleitbezorger van de RMS. Zij afficheren zichzelf niet als Indonesiër, maar eerder als Molukker of als AlifURU (naam van de oorspronkelijke bevolking van de Molukken). Zie o.a. Front Siwa-Lima (www.siwalima.org), Stichting Nusa AlifURU (www.alifuru.org) en Onafhankelijk Moluks Platform (www.alifuru.nl/platform). In dit artikel worden de Molukse moslims onderscheiden van de Indonesische niet-Molukse moslims, hierna kortweg ‘Indonesische moslims’ genaamd.

    • Geografische herkomst

      Het eerste gespreksthema in de interviews betrof de zelfdefinitie van de respondenten. Is het zo dat Indonesiërs zich op de eerste plaats Indonesiër voelen, of bewoner van een bepaald eiland of een bepaalde streek, en pas daarna moslim? De gevoerde gesprekken lijken te beamen dat de gemeenschappelijke geografische herkomst zwaarder weegt dan de religie. Respondent 1, lid van de Vereniging voor Indonesische Verpleegkundigen,16xEr zijn ongeveer 700 Indonesische verpleegkundigen in Nederland. De meesten van hen kwamen in de jaren negentig naar Nederland vanwege het tekort aan verpleegkundigen hier. Ze zijn verenigd in de Indonesian National Nurses Association in the Netherlands (http://inna-netherlands.org). Zowel moslims als christenen zijn lid van deze vereniging. zegt hierover: ‘Cultuur is sterker dan geloof. Madura, Batak… Deze regionale banden zijn sterker dan het geloof. (…) Onze cultuur is dat mensen kijken naar hun herkomst, niet naar hun religie.’
      Ook een lid van de Molukse gemeenschap, respondent 2, geeft aan dat de regio van herkomst bepalend is voor de onderlinge verhoudingen tussen Molukkers: ‘Je hebt de familie, dan de clan, het dorp, de streek, het eiland, de provincie. (…) Mensen van hetzelfde eiland zullen elkaar altijd steunen. Mensen van een dorp zullen elkaar steunen boven andere mensen van hetzelfde eiland. Maar: mensen van hetzelfde eiland zullen elkaar wel weer eerder steunen dan andere mensen uit dezelfde provincie.’ Ook hier lijkt religiositeit ondergeschikt: ‘Aanvankelijk was het in Nederland niet zo dat we een moslimgemeenschap hadden en een christelijke gemeenschap. Het was gewoon één Molukse gemeenschap met onderlinge contacten.’ Dat dit later veranderde, was mede het gevolg van het groeiend religieus bewustzijn binnen de Molukse gemeenschap, zowel aan christelijke als aan islamitische zijde.
      Een imam, van de Indonesische al-Hikmah-moskee in Den Haag, respondent 10, noemt de moskee bij herhaling een ‘klein-Indonesië’. Respondent 5, een jonge vrouw binnen de geloofsgemeenschap van respondent 10, gebruikt dezelfde term. De moskee is een gemeenschap van gelovigen, zeker, maar de aanduiding ‘klein-Indonesië’ verraadt dat het ook een belangrijk ontmoetingspunt is voor de Indonesische gemeenschap.
      Opvallend is dat binnen de context van deze religieuze gemeenschap de binding met de regio van herkomst en etniciteit minder sterk lijken te tellen dan de gemeenschappelijke nationaliteit. De imam (respondent 10) zegt hierover: ‘We zijn behalve Indonesiër, ook allemaal lid van ons eigen volk. Maar het gezamenlijke, dat is sterker.’
      Een bindende factor in de nationale cultuur is de grote voorliefde voor Indonesisch eten. Op de zaterdagbijeenkomsten in de moskee in Den Haag wordt steevast een maaltijd geserveerd. Er is een speciale vrouwengroep die hiervoor zorgt. De Pasar Malam van de Indonesische ambassade en de Tong Tong Fair bestaan grotendeels uit eetstalletjes. En in de interviews komt Indonesisch eten regelmatig ter sprake. Het eten is een geliefde metafoor om situaties en verhoudingen te duiden. Respondent 1 zegt over de islam: ‘Geloof is in de keuken. Je maakt gewoon lekker eten. Als je klaar bent, breng je het naar buiten. Als het lekker is, gaan mensen kijken.’ Respondent 9 legt uit wat het verschil in mentaliteit is tussen Indonesiërs en Molukkers: ‘Kijk, je hebt rijst en je hebt rijst met sambal.’ Rijst met sambal zijn de Molukkers, die zich hier in Nederland duidelijk manifesteren. De gewone rijst, dat zijn de Indonesiërs die doorgaans veel rustiger zijn en meer op de achtergrond blijven, aldus respondent 9.

    • Religiositeit

      Een tweede gespreksthema was religiositeit. Binnen de Indonesische moslimgemeenschap bestaan verschillende posities ten aanzien van religieuze beleving. Een meerderheid van de ondervraagde moslims zou men gematigd kunnen noemen. Enkelen duiden deze positie aan met de term ‘flexibel’. Zij geven de voorkeur aan deze term, boven de term ‘liberaal’. Respondent 10 (de Haagse imam) legt het verschil uit: ‘Liberaal is een opvatting, maar flexibel is een benadering. Liberaal gaat meestal over de leer, maar flexibiliteit gaat over je gedrag.’ De term ‘liberaal’ wordt geassocieerd met het ter discussie stellen van geloofsvoorstellingen en bindende voorschriften, die de gematigde moslims juist willen eerbiedigen. Met de term ‘flexibel’ geeft men aan dat men in het sociaal-maatschappelijke verkeer soepel met een aantal gebruiken omgaat. Zaken als de scheiding van seksen en het dragen van een hoofddoek zijn hier niet vanzelfsprekend. Dezelfde imam vertelt dat toen hij startte met het geven van religieus onderricht, hij de vrouwen vriendelijk moest verzoeken niet in minirok naar de moskee te komen. Anno 2011 bedekken de vrouwen zich voor het gebed met lange witte rokken en hoofddoeken. Maar na het gebed worden deze weer opgeborgen.
      Hoewel ‘flexibiliteit’ de boventoon voert, lijkt er ook sprake te zijn van orthodoxie. Orthodoxie wordt in dit verband verstaan als het strikt vasthouden aan waarheidsclaims en het naleven van religieuze voorschriften, echter zonder dat een politiek of maatschappelijk doel wordt nagestreefd.17xNaar: H. Moors & M. Jacobs, Orthodoxie, fundamentalisme en islamisme, 2010, bron: www.polradis.nl/islam/orthodoxie_fundamentalisme_islamisme. Geen van de geïnterviewden noemt zichzelf orthodox, en het onderwerp ligt gevoelig. Orthodoxie kan gemakkelijk misverstaan worden, zo lijkt men te denken. Respondent 1 zegt dat een kleine groep Indonesiërs erg orthodox is. Hij lijkt te suggereren dat deze groep zich in Amsterdam bevindt, maar haast zich te zeggen dat de leden van Euromoslims Amsterdam18xPPME heeft verschillende afdelingen in Nederland; www.ppme-denhaag.nl/?over-ons,3. PPME Amsterdam is onlangs gesplitst in PPME Al-Ikhlash en in Euromoslims. gewone moslims zijn; niet orthodox, niet liberaal. Respondent 13 geeft aan dat het moskeebestuur in Den Haag sprekers uitnodigt in de moskee voor religieus onderricht. Men probeert het religieuze spectrum in de volle breedte te bedienen door zowel ‘milde sprekers’ als ‘stevige sprekers’ uit te nodigen.
      Oudere respondenten, zowel binnen de Molukse als binnen de niet-Molukse gemeenschap, geven aan dat onder jongeren van de tweede en derde generatie de belangstelling voor het geloof afneemt. Tegelijkertijd valt op dat jongeren die voor werk of studie recentelijk vanuit Indonesië naar Nederland gekomen zijn, juist heel bewust met het geloof bezig zijn. Sommigen bevinden zich aan de orthodoxe kant van het spectrum. Zo laten twee jonge studentes uit Surabaja (respondenten 6 en 7) zich kritisch uit over de gang van zaken bij de moskeegemeenschap in Den Haag, omdat mannen en vrouwen hier niet strikt gescheiden worden. Beiden hebben in Indonesië op een islamitische school gezeten en zijn een strikte scheiding van seksen gewend. Een van hen volgt in Arnhem Koranles bij een Egyptenaar; de andere neemt in Nijmegen deel aan religieuze bijeenkomsten met medestudenten en maakt deel uit van een religieuze webcommunity.

    • Moslims en christenen in Indonesië

      Een veronderstelling die ten grondslag lag aan het onderzoek, was dat in Indonesië zelf moslims en christenen goede contacten met elkaar onderhouden. In de interviews werd gevraagd in hoeverre deze veronderstelling klopt en of deze contacten ook in Nederland nog plaatsvinden.
      Uit de gevoerde gesprekken komt naar voren dat de contacten tussen moslims en christenen in Indonesië voornamelijk ontstaan als er sprake is van nabijheid of ontmoeting. Buren met een verschillende religie onderhouden een relatie met elkaar als goede buur. Of men ontmoet elkaar via werk, sportclubs enzovoort, en raakt bevriend. Uit de gevoerde gesprekken komt niet naar voren dat men in het land van herkomst bewust contacten met andersgelovigen aanknoopt of juist vermijdt. Respondent 1 heeft naar eigen zeggen dagelijks contact met Indonesische christenen, die ook bij hem thuis komen: ‘In Indonesië is dat normaal, ook bij rituele dingen. (…) De moslimgemeenschap op Madura is gewend om met andere groepen te leven. De grote moskee staat naast de grote kerk. Dat is normaal.’ Het beeld van de moskee en de kerk wordt ook door anderen ingebracht als metafoor voor de doorgaans ontspannen omgang tussen moslims en christenen in het land. Zo vertelt respondent 10 (Haagse imam): ‘In Indonesië gaat het om pancasila. Pancasila betekent dat je alle godsdiensten kunt praktiseren. De moskee staat tegenover de kerk, zoals in Jakarta. (…) De moskee in Jakarta, de grootste in Indonesië, is bovendien gebouwd door een christelijke architect.’
      Op de Molukken wordt de omgang tussen moslims en christenen mede gefaciliteerd door de adat, de gebruiken van de voorouders.19xDe term adat is niet voorbehouden aan de Molukken; ook elders in Indonesië kent men vooroudergebruiken. De term ‘voorouders’ wordt door de respondenten aangehaald om te verwijzen naar de tijd vóór de komst van de islam en het christendom in Indonesië. De adat bepalen dat inwoners van een dorp waarmee de eigen gemeenschap een zogenoemde pela-band20xPela-banden zijn voorouderlijke vriendschapsbanden tussen dorpen op de Molukken. Andere eilandengroepen in Indonesië kennen geen pela-systeem. onderhoudt, als naaste familie moeten worden bejegend. Deze oude pela-banden tussen dorpen overstijgen het verschil in religieuze identiteit volkomen. Respondent 3, een man uit de Molukse gemeenschap, vertelt over het ontstaan van de pela-banden: ‘Je hebt onder de Molukkers dus de pela. Dat waren vroeger eigenlijk vijanden en zij hebben vrede gesloten en zij hebben gezworen dat ze nooit meer met elkaar in oorlog zouden gaan. Het is een goed doel: elkaar niet meer bestrijden, elkaar respecteren, elkaar in ere houden.’ Of zoals respondent 12, een Molukse vrouw, het verwoordt: ‘Mijn moslimdorp heeft een pela-band met Haria, een christendorp. Dus wij zijn broer en zus.’ De pela-band wordt wel als ‘heilig’ bestempeld en gaat gepaard met eigen omgangsvormen en beleefdheidsfrasen bij ontmoetingen tussen leden van pela-gemeenschappen. Daarnaast wordt de verplichting genoemd om elkaar over en weer te helpen in geval van nood, en het gebruik om elkaar uit te nodigen op elkaars dorpsfeesten. Respondent 2 (een man uit de Molukse gemeenschap) vertelt dat er verschillende soorten pela-banden tussen dorpen bestaan. Bij strenge pela-banden is zelfs een huwelijk tussen de leden van beide gemeenschappen uitgesloten, omdat men elkaar als directe bloedverwanten beschouwt.

    • Moslims en christenen in Nederland

      Een veelgehoord antwoord op de vraag hoe in Nederland de contacten tussen Indonesische moslims en christenen verlopen, is: ‘Geen probleem!’ Soms lijken deze woorden te verhullen dat het om een gevoelig thema gaat; in andere gevallen lijken ze te worden gebruikt om aan te geven dat de omgang tussen moslims en christenen inderdaad vanzelfsprekend is.
      Doorgaans geldt ook voor de Indonesiërs in Nederland dat nabijheid, ontmoeting en familierelaties de doorslag geven voor het aangaan van contacten. In de straat, via werk, studie, sport en aangetrouwde familie ontmoet men mensen, afkomstig uit Indonesië, Nederland of anderszins. De religieuze achtergrond lijkt daarbij van ondergeschikt belang te zijn. Daar waar de contacten leiden tot vriendschappen, zoeken moslims en christenen elkaar ook thuis op. Op de grote momenten van het leven, zoals huwelijk en overlijden, worden elkaars gebedshuizen bezocht, waarbij verschillende respondenten aangeven wel naar de kerk te gaan, maar niet deel te nemen aan de rituelen. Besnijdenis en doop worden doorgaans in eigen familiekring gevierd.
      Binnen de Indonesische gemeenschap rond de al-Hikmah-moskee in Den Haag is een opvallend aantal moslimvrouwen getrouwd met Nederlandse mannen die tot de islam zijn bekeerd.21xDe mannen komen wekelijks op zaterdag bijeen voor een bijeenkomst van de studiegroep voor Koranstudie, al Moe’minoen (De gelovigen). Door deze gemengde huwelijken staan moslimfamilies in contact met christelijke families. Ook in de Moluks-islamitische gemeenschap komen dergelijke verbintenissen voor. Daarnaast kennen beide gemeenschappen gemengde huwelijken met moslims uit andere landen.

    • Gevoeligheden onderling

      Gevoeligheden in de relatie tussen Indonesische moslims en christenen onderling schuilen onder andere in de betere maatschappelijke positie van de Indonesische christenen in Nederland. Respondent 10 (Haagse imam) constateert dat de christelijke Indonesiërs van meet af aan een maatschappelijke voorsprong hadden, omdat zij zich overal bij bestaande kerken konden aansluiten en zodoende toegang hadden tot Nederlandse netwerken. Daardoor kregen zij ook meer hulp. De Indonesische moslims moesten zelf moskeeën bouwen en hun eigen weg binnen de Nederlandse samenleving zoeken.
      Respondent 2 (een man uit de Molukse gemeenschap) zegt dat de Nederlanders al op de Molukken meer belangstelling hadden voor de christenen. Dezen leerden onder het koloniale bewind lezen en schrijven en kregen banen bij de overheid c.q. in het leger. De moslims kregen geen onderwijs en privileges. Zij kwamen feitelijk pas in beeld toen er een tekort aan manschappen in het KNIL-leger ontstond door de Japanse dreiging.22xDe Japanse bezetting van Indonesië duurde van 1942 tot 1945. De overkomst van Molukse moslims naar Nederland is te wijten aan hun rekrutering in de nadagen van het KNIL-leger. Zij kwamen met een onderwijsachterstand naar ons land.
      Respondent 12, een Molukse vrouw, wijst erop dat beschietingen van Moluks-christelijke KNIL-soldaten op Molukse moslims in de jaren vijftig van de vorige eeuw het vertrouwen tussen christelijke en islamitische Molukkers ernstig hebben geschaad. Een aantal Molukse moslims zou meer vertrouwen hebben in Indonesië, dat overwegend islamitisch is, dan in een onafhankelijke, overwegend christelijke Molukse staat. Deze politieke scheidslijn verdeelde tot voor kort ook de Molukse gemeenschap. Ook speelt hier de fysieke afstand een rol. Doordat de Molukse moslims vanaf 1954 in een eigen opvangkamp woonden,23xDe islamitische Molukkers werden in 1954 in opvangkamp Wyldemerck in het Friese Balk ondergebracht nadat er incidenten tussen moslims en christenen hadden plaatsgevonden in de ‘gemengde’ opvangkampen die tot dan toe hadden bestaan. waren veel Molukse christenen zich er na verloop van tijd nauwelijks meer van bewust dat er ook Molukse moslims in Nederland waren. Hierdoor bleef intensief contact over en weer uit.

    • Verdeeldheid en conflictvermijding

      De gewelddadigheden tussen moslims en christenen op de Molukken (1999-2004) hebben de Molukse gemeenschap in Nederland een tijd lang diep verdeeld. Respondent 2, een respondent uit de Molukse gemeenschap, vertelt dat vóór de onlusten het onderscheid tussen moslims en christenen24xDe respondent refereert aan de situatie nadat de opvangkampen voor Molukkers waren opgeheven en de Molukkers hun weg hadden gevonden in de Nederlandse samenleving. nauwelijks werd gemaakt. ‘Je herkende elkaar op straat als Molukker en maakte een praatje.’ Dat veranderde toen tijdens de onlusten aan beide zijden slachtoffers vielen en elke Molukse familie in Nederland wel doden te betreuren had op de Molukken. Dit zorgde voor spanningen in het dagelijks verkeer. Dezelfde persoon vervolgt: ‘Je liep op de markt en je zag in de verte een christelijke Molukker. Dan deed je net of je in een kraam wat wilde kopen. Je ontliep elkaar een beetje. Als je de confrontatie kon vermijden, dan deed je dat. Want er was weer iemand vermoord of er was een bom gegooid. Ja, wat moest je ermee?’ Bestaande vriendschappen tussen islamitische en christelijke Molukkers kwamen onder druk te staan. Men was bang dat discussies zouden kunnen leiden tot ruzies en escalaties, dus meed men elkaar.
      Inmiddels is de rust binnen de Molukse gemeenschap in Nederland weergekeerd en zijn de contacten tussen moslims en christenen hersteld. De inspanningen van de Stichting Vrouwen voor Vrede op de Molukken,25xDe Nederlandse Stichting Vrouwen voor Vrede op de Molukken (VvVM) is opgericht naar aanleiding van de onlusten tussen de moslim- en christenbevolking op de Molukken. Deze burgeroorlog (1999 tot 2004) had een enorme impact op de Molukse gemeenschap in Nederland. VvVM wil door middel van het onderhouden van de ‘interreligieuze’ dialoog en het initiëren van ‘gezamenlijke’ activiteiten van Molukse moslims en Molukse christenen een bijdrage leveren aan duurzame vredesopbouw, zowel op de Molukken als in Nederland. Zie ook: www.vvvm.org. opgericht in 2001, hebben hierin veel betekend. Dit interreligieuze vredesinitiatief van vrouwen organiseerde tijdens de onlusten vredesmarsen en bijeenkomsten tussen Molukse christenen en moslims. Daarnaast stond de interreligieuze dialoog centraal, waarbij ook uitdrukkelijk werd gesproken over geloofsinhouden. De adat en de oude pela-banden werden met succes in herinnering gebracht om verschillen en tegenstellingen te overbruggen.
      Ook andere Indonesische gemeenschappen ondervinden gevolgen van spanningen in het land van herkomst. Zo vertelt respondent 1 dat de terroristische aanslagen in Indonesië (2002 tot heden) de mensen aan het denken hebben gezet. ‘Ik zie twee dingen. Er zijn groepen die zich gewoon laten meeslepen met de politieke beweging. Maar er zijn ook mensen die meer kritisch nadenken over wat het probleem eigenlijk is. Zonder crisis geen verandering. Ik denk dat veel mensen in de christelijke en islamitische gemeenschap zijn gaan nadenken over de situatie. (...) In het begin wilden mensen er graag over discussiëren. Maar over het geloof kun je eigenlijk niet discussiëren. Het is een saai onderwerp geworden. We kunnen beter over andere dingen discussiëren. Dat merk ik in onze gemeenschap, maar ook in Indonesië zelf.’
      Net als voor de Molukkers is ook voor de Indonesiërs vermijding een beproefde manier om spanningen te voorkomen. Respondent 4 vertelt dat ze bevriend is geraakt met Indonesische christenen die ze heeft leren kennen via bijeenkomsten van de ambassade of bij vrienden. Met hen spreekt ze niet over de inhoud van het geloof omdat dit een gevoelig onderwerp is. ‘Dan houd ik dat onderwerp liever opzij om de anderen niet te kwetsen. (…) Ja, want wij moeten ook respect voor katholieken, christenen en andere gelovigen hebben.’ Respondent 1 haalt de woorden van een vriend aan om te illustreren waarom tussen moslims en christenen weinig over het geloof gesproken wordt: ‘Geloof is net als een vrouw. Je kunt niet jouw vrouw met die van iemand anders vergelijken. Geloof hoef je niet te bediscussiëren. Het is heilig, net als je vrouw.’

    • Rol van de ambassade

      Binnen de Indonesische gemeenschap speelt de Indonesische ambassade een prominente rol. De ambassade onderhoudt intensieve contacten met de Indonesiërs met een Indonesisch paspoort in Nederland. Voor de grote religieuze feesten, zoals Id ul-Fitr en het kerstfeest, worden zowel moslims als christenen uit de eigen gemeenschap uitgenodigd.26xBehalve Indonesiërs met een Indonesisch paspoort nodigt de ambassade ook zogenoemde Indo’s uit: Nederlanders van Indische afkomst. De opkomst is massaal: 2000 tot 3000 personen, aldus respondent 8. Daarnaast organiseert de ambassade voor de hele gemeenschap jaarlijks de Pasar Malam Indonesia op het Malieveld, evenals festiviteiten op 17 augustus, de Dag van de Onafhankelijkheid van Indonesië, in de Indonesische school in Wassenaar. Deze festiviteiten worden door zo’n 8000 bezoekers, zowel moslims als christenen, bezocht.
      Het komt voor dat als zich spanningen voordoen binnen de Indonesische gemeenschap in Nederland, vertegenwoordigers van de desbetreffende groepen zich tot de ambassade wenden voor advies. In dat geval nodigt de ambassade hen uit voor dialoog. Maar de ambassade neemt niet zelf het initiatief om conflicten te sussen. Dit heeft te maken met de taakopvatting van de ambassade: ‘Our role is mainly to serve and protect our civilians in the Netherlands’, aldus respondent 13. Deze neutraliteit wordt ingegeven door de filosofie van ‘pancasila’, zo legt respondent 13, een medewerker van de ambassade, uit. ‘Well, this is the philosophy of Indonesia, designed by our founding fathers. Pancasila means five principals of life, principals of nation. The first one is belief in God. The second is humanity. How to respect humanity. The third one is unity: how to have unity, since we have so many different etnic groups and differences in faith. The fourth principle is that of prosperity and the fifth is social justice. (…) So it means that even though the majority of the people is muslim, we are not an islamic country. We are not based on religion, we are based on that fivefold philosophy. (…) The philosophy is based on diversity.’
      De ambassade beheert de moskee in Den Haag. Verschillende respondenten bevestigen dat de ambassade in die hoedanigheid niet bevoegd is om imams aan te stellen of uit hun functie te ontheffen. Niettemin mengt zij zich in het beleid en de geloofsaangelegenheden binnen de moskee. Zo laat de ambassade tijdens de ramadan Indonesische sprekers invliegen van de theologische faculteit van de Al-Azhar universiteit in Caïro. Wie wordt gevraagd, wordt informeel bepaald, aldus de ambassademedewerker (respondent 13): ‘We just have some informal talk on what we think for the next imam27xHier wordt bedoeld: welke imam aan de beurt is om voor te gaan. or who we should invite. We have also to vary the kind of person that we are inviting. (…) Sometimes we have a very mild individual and we can have a very peaceful discussion. But sometimes we have a hardliner and (…) that’s how we control that (…) we don’t have to (…), want to bring some person with very soft and peaceful kind of talk. (…) I think our role is how to select that kind of person. That is why we have to discuss it with our community.’ Deze interventies, die naar Nederlandse maatstaven een schending van de scheiding tussen kerk en staat betekenen,28xBen Koolen citeert in zijn bijdrage aan de eerste editie van het Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid uit een richtlijn van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten: ‘Het is niet aan de overheid om tussen interpretaties van het islamitisch geloof te kiezen of om bepaalde theologische interpretaties promoten. Bij de bestrijding van antidemocratisch of ondemocratisch religieus radicalisme mag het dus niet gaan om het tegengaan van (ultra)orthodoxie. Koolen 2010, p. 25-26. Koolen citeert hier uit: Vereniging van Nederlandse gemeenten, Tweeluik religie en publiek domein, handvatten voor gemeenten, Den Haag, 28, p. 9. worden door de Indonesische ambassade gelegitimeerd als een middel om mogelijke radicalisering in goede banen te leiden.

    • Conclusie en discussie

      De respondenten in het onderzoek nemen zonder uitzondering actief deel aan de Nederlandse samenleving en zien zichzelf als burger van de Nederlandse samenleving. Ze studeren, werken of hebben langdurig gewerkt en zijn nu met pensioen. De ouderen onder hen geven aan dat ze hadden willen studeren, maar zelf de kans niet hadden. Zij hebben hun kinderen gestimuleerd om dat wel te doen en vaak met succes. Trots vertellen ze dat hun kinderen goed terechtgekomen zijn. Er lijkt sprake te zijn van een geslaagde integratie en participatie, ofschoon sommige eerstegeneratiedertigers met jonge kinderen zich wel beraden of ze hun kinderen in Nederland of toch liever in Indonesië zouden willen laten opgroeien. Respondent 1 remigreerde een week na het interview. Respondent 11 en de twee studenten (respondenten 6 en 7) dachten niet dat ze over tien jaar nog in Nederland zouden zijn. Desondanks waren ook deze tijdelijke migranten ten tijde van het interview maatschappelijk zeer actief.
      Er wordt wel gesteld dat de integratie en emancipatie van postkoloniale immigranten voltooid is.29xScheffer 2007. Bovenstaande bevindingen lijken dit voor de Indonesische moslimmigranten te bevestigen. In dat licht bezien is het opvallend dat Indonesiërs zich zo weinig laten horen in het publieke debat. Mogelijk maakt het feit dat zij in de CBS-statistieken niet tot de categorie van niet-westerse moslim gerekend worden, dat zij minder worden benaderd door de media. Maar andere factoren lijken eveneens een rol te spelen.
      Respondent 9, van origine Nederlander, wijt de stilte van de Indonesiërs op de eerste plaats aan hun cultuur. ‘De Indonesiër is van nature sowieso al wat terughoudend. Die laat het eerst allemaal over zich heen komen, voordat er wat aan wordt gedaan. Nederlanders zijn over het algemeen wat directer.’ Dat geldt ook voor de Molukkers, door dezelfde respondent getypeerd als ‘rijst met sambal’ in contrast met de Indonesiërs, die als ‘rijst’ worden getypeerd.
      Respondent 12 (een Molukse respondent) noemt de Indonesiërs zelfs ‘opvallend anoniem terwijl het toch best een grote groep is’. Ze ziet daarin overeenkomsten met de Molukse moslims, die in tegenstelling tot de Molukse christenen ook ‘hartstikke anoniem’ zijn. De stilte van de Molukse moslims wijt ze echter niet zozeer aan de cultuur, als wel aan de omvang van de groep. ‘Ze zijn zo klein in aantal vergeleken met de grote groep (Molukse christenen).’
      Behalve de cultuur speelt ook de toon van het publieke debat in Nederland een rol. Deze roept stil verzet en ook terughoudendheid op. Sommige respondenten zeggen dat ze geen last hebben van het hardere politieke klimaat in Nederland; dat hun positie nu juist gemakkelijker is omdat er nu overal moskeeën zijn en halal vlees te koop is, terwijl dat vroeger niet zo was, en dat hun eventuele wens om terug te keren naar Indonesië niets te maken heeft met het politieke klimaat. Maar andere respondenten zeggen dat er na 9/11 heel veel veranderd is. Zij constateren dat Indonesische moslims terughoudend geworden zijn om over de islam te praten. Het individualistische karakter van de islam speelt daarin ook een rol: ‘Je hebt zelf een verantwoordelijkheid naar boven.30xLees: naar Allah. Dus de mensen hebben niet het gevoel dat ze een blok moeten vormen om ook eens iets te gaan zeggen. Dat komt eigenlijk bij de meeste gematigde moslims niet op.’
      Respondent 4 benadrukt dat het belangrijk is dat moslims niet emotioneel reageren op de uitspraken van Wilders. Ze volgt de lijn van haar man (respondent 10), die zegt: ‘Personen zoals Wilders zijn er altijd geweest en zijn ook overal. In Indonesië zelf ook. Toen of nu of later; wij moeten gewoon rustig aan doen. Zo lang je niemand stoort en je gewoon netjes bent, hoef je voor niemand bang te zijn.’
      De oproep van het kabinet aan de moslimgemeenschap om zich publiekelijk te distantiëren van radicalisering en antidemocratisch gedrag, vindt niet iedereen gepast. Respondent 2 merkt op dat hij tegenwoordig vaak wordt aangesproken op het feit dat hij moslim is. Alsof hij zich moet verantwoorden voor de terreur van anderen. ‘Dat is niet eerlijk en ik voel me niet geroepen om daar een verklaring voor te geven. Ik heb helemaal niets gedaan. Destijds werden de katholieken in Nederland toch ook niet ter verantwoording geroepen voor de aanslagen van de IRA?’31xIrish Republican Army, een Ierse terreurbeweging die van 1919 tot 2005 een bloedige strijd voerde tegen de Britse overheersing op Noord-Iers grondgebied. Op 27 mei 1990 kwamen bij een aanslag van de IRA in Roermond twee toeristen om het leven.
      Indonesiërs zijn van huis uit gewend aan eenheid in diversiteit. Respondent 13 vertelt dat ondanks dat Indonesië uit veel verschillende etnische groepen en mensen met verschillende geloofsrichtingen bestaat, men één is. ‘That is basically that we are one nation (...) in everything, even in color, even in ethnics groups, even in faith, we are still one, there’s unity in diversity.’ Voor Indonesische moslims die in Nederland wonen is het dan ook niet meer dan normaal dat er mensen zijn die hun geloofsovertuiging niet delen of dat er mensen met een andere achtergrond wonen. Dit is onderdeel van hun visie op burgerschap zoals ze dat vanuit Indonesië kennen. Het is voor de geïnterviewde Indonesische moslims vanzelfsprekend dit ook toe te passen op de Nederlandse samenleving.

      Samenvattend kunnen we zeggen dat Indonesische moslimmigranten over het algemeen goed ingeburgerd zijn in Nederland. Ze hebben werk of studeren hier, onderhouden hun gezin en zijn actief in het verenigingsleven. Nieuwkomers zijn bereid zich in te burgeren en respecteren de pluriforme en democratische rechtsorde die ze vanuit Indonesië al kennen. Tegelijkertijd zijn Indonesische moslims opvallend stil in het publieke islamdebat. Enerzijds komt dit voort uit hun individualistische en innerlijke interpretatie van de islam, anderzijds komt dit voort uit de Indonesische volksaard, die volgens een respondent van nature al wat ingetogener is, en gedeeltelijk komt dit voort uit het veranderde politieke klimaat in Nederland, zoals verwoord in de nota Integratie, binding, burgerschap van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het krachtige beroep van de Nederlandse overheid op de eigen verantwoordelijkheid van immigranten voor hun inburgering dient gepaard te gaan met een even krachtig beroep op de verantwoordelijkheid van Nederlandse burgers om nieuwkomers die zich keurig aan de hier geldende regels houden welkom te heten en een eerlijke kans te geven. De overheid kan zich niet verschuilen achter de constatering dat de islam ‘bij delen van de bevolking zorgen oproept vanwege andere tradities en opvattingen, en associaties met geweld en radicalisme elders in de wereld alsook in Nederland’.32xCfm. de integratienota, p. 5. Als leiders en voorgangers binnen de immigrantengemeenschappen de taak hebben duidelijk te maken dat anti-integratieve uitingen in strijd zijn met de grondslagen van de Nederlandse samenleving,33xDe integratienota, p. 6. dan geldt die taak ook voor leiders van Nederlandse gemeenschappen. Integratie is per definitie een wederkerig proces waarin delen samengaan in een groter geheel.
      Wellicht is dit wat Paul Scheffer in zijn boek Het land van aankomst bedoelt met het ‘nieuwe wij’. Scheffer schrijft dat Nederland op zoek moet naar een ‘nieuw wij’, dat alle inwoners van Nederland moet omvatten. De voor dit onderzoek geïnterviewde Indonesische moslims lijken met het wederkerige proces dat integratie is geen probleem te hebben. Wellicht kunnen Nederlanders en andere migrantengroepen nog wat leren van hoe de geïnterviewde Indonesische moslimmigranten omgaan met verschillen in geloofsovertuiging, etniciteit en afkomst.

    Noten

    • 1 In zijn boek Het land van aankomst (Amsterdam 2007) stelt Paul Scheffer dat de integratie en emancipatie van postkoloniale immigranten in Nederland grotendeels geslaagd is.

    • 2 In de berichtgeving over de zogenoemde Arabische Lente worden Turkije en Indonesië vaak in één adem genoemd als landen waar islam en democratie samengaan. Dat democratische besluitvorming ook in een richting kan gaan die in veel westerse ogen als ongewenst wordt gezien, laten we hier buiten beschouwing.

    • 3 CBS, Begrippen, www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=1057.

    • 4 Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, Integratie, binding, burgerschap, Den Haag 2011. Hierna: integratienota.

    • 5 Ibid., p. 6.

    • 6 Halleh Ghorashi, Paradoxen van culturele erkenning. Management van Diversiteit in Nieuw Nederland, Amsterdam 2006, p. 9.

    • 7 Ibid.

    • 8 B. Prins, Voorbij de onschuld: het debat over integratie in Nederland, Amsterdam 2004, p. 35-36.

    • 9 J. Rath, R. Penninx, K. Groenendijk & A. Meijer, Nederland en zijn islam: een ontzuilde samenleving reageert op het ontstaan van een geloofsgemeenschap, Amsterdam 1996, p. 30.

    • 10 Ghorashi 2006.

    • 11 Onder de Indonesische gemeenschap wordt in het onderzoek ook Molukse moslimgemeenschap begrepen. De Molukse moslimgemeenschap in Nederland telt naar schatting 1000 personen en kent eigen omgangsvormen, thema’s en problematieken. Daar waar sprake is van een relevant onderscheid in de onderzoeksresultaten wordt dit expliciet vermeld.

    • 12 Het betreft hier kwalitatief onderzoek. Via het Centre for World Christianity and Interreligious Studies werden de eerste contacten gelegd met Indonesische moslims in Nederland. Vervolgens werden de gesprekspartners via de ‘sneeuwbalmethode’ benaderd. Daarbij werd gestreefd naar diversiteit in termen van sekse, leeftijd, migratiegeneratie en geografische binding. Onder de gesprekspartners bevonden zich twee studenten, twee verpleegkundigen, drie Molukkers, drie leden van de PPME Den Haag (Vereniging van Moslim Jongeren in Europe, www.ppme-denhaag.nl), één imam en twee medewerkers van de Indonesische ambassade. De respondenten kwamen niet alleen van verschillende Indonesische eilanden (onder andere Java, Sulawesi en de Molukken), maar ook van verschillende regio’s op de verschillende eilanden. Acht respondenten waren man en vijf respondenten waren vrouw. Een aantal respondenten is in de jaren zestig naar Nederland gekomen, terwijl andere respondenten in de jaren negentig en begin 21ste eeuw naar Nederland kwamen. Bijna alle respondenten zijn naar Nederland gekomen met de intentie om hier een paar jaar te werken of te studeren. Het merendeel is echter in Nederland gebleven. De respondenten wonen in Nederland, verspreid over Den Haag, Amstelveen, Ridderkerk, Utrecht, Hilversum, Rotterdam en Arnhem. Ze zijn genummerd (1 t/m 13).

    • 13 Bosma, Terug uit de koloniën. 60 jaar postkoloniale migranten en hun organisaties, Amsterdam 2009, p. 56-72.

    • 14 B. Koolen, ‘Integratie en religie. Godsdienst en levensovertuiging in het integratiebeleid etnische minderheden’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2010-1, p. 5-26.

    • 15 Cfm. S. Post, Anak Mas/Gouden kind, Molukkers in Nederland, Groningen 2001. In 1950 verklaarden de Molukken zichzelf onafhankelijk van de Republiek Indonesië (sinds 1949) met het uitroepen van de Republik Maluku Selantan (RMS). Hoewel de RMS internationaal (nog) geen officiële erkenning geniet, zijn ook in Nederland veel Molukkers pleitbezorger van de RMS. Zij afficheren zichzelf niet als Indonesiër, maar eerder als Molukker of als AlifURU (naam van de oorspronkelijke bevolking van de Molukken). Zie o.a. Front Siwa-Lima (www.siwalima.org), Stichting Nusa AlifURU (www.alifuru.org) en Onafhankelijk Moluks Platform (www.alifuru.nl/platform).

    • 16 Er zijn ongeveer 700 Indonesische verpleegkundigen in Nederland. De meesten van hen kwamen in de jaren negentig naar Nederland vanwege het tekort aan verpleegkundigen hier. Ze zijn verenigd in de Indonesian National Nurses Association in the Netherlands (http://inna-netherlands.org). Zowel moslims als christenen zijn lid van deze vereniging.

    • 17 Naar: H. Moors & M. Jacobs, Orthodoxie, fundamentalisme en islamisme, 2010, bron: www.polradis.nl/islam/orthodoxie_fundamentalisme_islamisme.

    • 18 PPME heeft verschillende afdelingen in Nederland; www.ppme-denhaag.nl/?over-ons,3. PPME Amsterdam is onlangs gesplitst in PPME Al-Ikhlash en in Euromoslims.

    • 19 De term adat is niet voorbehouden aan de Molukken; ook elders in Indonesië kent men vooroudergebruiken. De term ‘voorouders’ wordt door de respondenten aangehaald om te verwijzen naar de tijd vóór de komst van de islam en het christendom in Indonesië.

    • 20 Pela-banden zijn voorouderlijke vriendschapsbanden tussen dorpen op de Molukken. Andere eilandengroepen in Indonesië kennen geen pela-systeem.

    • 21 De mannen komen wekelijks op zaterdag bijeen voor een bijeenkomst van de studiegroep voor Koranstudie, al Moe’minoen (De gelovigen).

    • 22 De Japanse bezetting van Indonesië duurde van 1942 tot 1945.

    • 23 De islamitische Molukkers werden in 1954 in opvangkamp Wyldemerck in het Friese Balk ondergebracht nadat er incidenten tussen moslims en christenen hadden plaatsgevonden in de ‘gemengde’ opvangkampen die tot dan toe hadden bestaan.

    • 24 De respondent refereert aan de situatie nadat de opvangkampen voor Molukkers waren opgeheven en de Molukkers hun weg hadden gevonden in de Nederlandse samenleving.

    • 25 De Nederlandse Stichting Vrouwen voor Vrede op de Molukken (VvVM) is opgericht naar aanleiding van de onlusten tussen de moslim- en christenbevolking op de Molukken. Deze burgeroorlog (1999 tot 2004) had een enorme impact op de Molukse gemeenschap in Nederland. VvVM wil door middel van het onderhouden van de ‘interreligieuze’ dialoog en het initiëren van ‘gezamenlijke’ activiteiten van Molukse moslims en Molukse christenen een bijdrage leveren aan duurzame vredesopbouw, zowel op de Molukken als in Nederland. Zie ook: www.vvvm.org.

    • 26 Behalve Indonesiërs met een Indonesisch paspoort nodigt de ambassade ook zogenoemde Indo’s uit: Nederlanders van Indische afkomst.

    • 27 Hier wordt bedoeld: welke imam aan de beurt is om voor te gaan.

    • 28 Ben Koolen citeert in zijn bijdrage aan de eerste editie van het Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid uit een richtlijn van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten: ‘Het is niet aan de overheid om tussen interpretaties van het islamitisch geloof te kiezen of om bepaalde theologische interpretaties promoten. Bij de bestrijding van antidemocratisch of ondemocratisch religieus radicalisme mag het dus niet gaan om het tegengaan van (ultra)orthodoxie. Koolen 2010, p. 25-26. Koolen citeert hier uit: Vereniging van Nederlandse gemeenten, Tweeluik religie en publiek domein, handvatten voor gemeenten, Den Haag, 28, p. 9.

    • 29 Scheffer 2007.

    • 30 Lees: naar Allah.

    • 31 Irish Republican Army, een Ierse terreurbeweging die van 1919 tot 2005 een bloedige strijd voerde tegen de Britse overheersing op Noord-Iers grondgebied. Op 27 mei 1990 kwamen bij een aanslag van de IRA in Roermond twee toeristen om het leven.

    • 32 Cfm. de integratienota, p. 5.

    • 33 De integratienota, p. 6.