Nter_1382-4120_2023_029_003_covr
Rss

Nederlands tijdschrift voor Europees recht

Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht

Over dit tijdschrift  

Meld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.

Aflevering 7-8, 2023 Alle samenvattingen uitklappen
Asiel en migratie

De opschorting van ­Dublinoverdrachtstermijnen tussen effectieve rechterlijke bescherming en procedurele autonomie in

Trefwoorden Dublinverordening, overdrachtstermijn, effectieve rechterlijke bescherming, mensenhandel, voorlopige voorziening
Auteurs Dr. L. Hillary LLM
SamenvattingAuteursinformatie

    Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt dat de Nederlandse toepassing van de Dublinverordening, die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is voor een asielverzoek, niet altijd in overeenstemming is met het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming. Deze bijdrage behandelt specifiek de arresten S.S., N.Z., S.S. en E.N., S.S., J.Y. over de opschorting van Dublinoverdrachtstermijnen.
    HvJ 30 maart 2023, C-338/21, ECLI:EU:C:2023:269 (S.S., N.Z., S.S.) en HvJ 30 maart 2023, C-556/21, ECLI:EU:C:2023:272 (E.N., S.S., J.Y.)


Dr. L. Hillary LLM
Dr. L. (Lynn) Hillary LLM is universitair docent Europeanisering staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam.
Mededinging

Van ruilen komt huilen? Het beroep in zaak T-312/20 tegen de RWE/E.ON asset swap

Trefwoorden concentratietoezicht, niet-ontvankelijkheid, enkele concentratie, activaruil, prioriteitsregel
Auteurs Mr. F.J.H. Brouwer
SamenvattingAuteursinformatie

    Het Gerecht oordeelt in dit arrest over een complexe asset swap die is overeengekomen door RWE en E.ON op de Duitse energiemarkt. In het arrest wordt bevestigd dat derde partijen actief bij de administratieve procedure moeten zijn betrokken om ontvankelijk te zijn in hun beroep bij het Gerecht. Het Gerecht bevestigt voor het eerst dat een activaruil niet beoordeeld kan worden als één enkele concentratie, maar leidt tot verschillende te onderzoeken transacties. De Commissie moet in de beoordeling daarvan wel rekening houden met de gevolgen die de concentraties onderling tot stand brengen op de relevante markten, voor zover die gevolgen voorzienbaar zijn. De prioriteitsregel die de Commissie daarvoor heeft ontwikkeld, kan de reikwijdte van dat onderzoek in dit geval niet beperken. Afsluitend laten de arresten van het Gerecht zien dat er beperkt ruimte is voor een beoordeling van kartelaantijgingen binnen het concentratietoezicht.
    Gerecht 17 mei 2023, T-312/20, ECLI:EU:T:2023:252 (E.ON/RWE asset swap)


Mr. F.J.H. Brouwer
Mr. F.J.H. Brouwer is advocaat bij Stibbe.
Staatssteun

Access_open De zaken Sātiņi-S en Hemwegcentrale: grote gevolgen voor de Nederlandse nadeelcompensatiepraktijk?

Trefwoorden égalitébeginsel, rechtsplicht, Asteris, steunvoordeel
Auteurs Mr. G.J. van Midden en Prof. mr. M.K.G. Tjepkema
SamenvattingAuteursinformatie

    De grenzen tussen nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel en verboden staatssteun zijn complex. Het arrest Sātiņi-S van het Hof van Justitie en het besluit van de Europese Commissie inzake de compensatie voor de sluiting van de Hemwegcentrale illustreren dat. Sātiņi-S betekent mogelijk een beperking voor overheden om bedrijven om compensaties te verlenen voor beperkende maatregelen, zoals op het terrein van dieren- en milieubescherming. Hemwegcentrale betekent mogelijk dat zonder tussenkomst van de rechter geen zekerheid bestaat dat een compensatie geen steunvoordeel vormt. De door het Hof van Justitie en de Commissie gemaakte overwegingen hebben mogelijk grote gevolgen voor de Nederlandse nadeelcompensatiepraktijk. In dit artikel gaan de auteurs hierop in en plaatsen zij daar kanttekeningen bij.


Mr. G.J. van Midden
Mr. G.J. (Gijs) van Midden is sectorhoofd bij de directie advisering van de Raad van State en redactielid van NtEr.

Prof. mr. M.K.G. Tjepkema
Prof. mr. M.K.G. (Michiel) Tjepkema is unithoofd van de kennisunit van de directie bestuursrechtspraak van de Raad van State en hoogleraar overheidsaansprakelijkheid en mijnbouwschade aan de Open Universiteit.
Milieu

Het verslechteringsverbod in de Natuurherstelverordening

Een noodzakelijke en proportionele aanvulling van de Habitatrichtlijn of een draak met desastreuze gevolgen voor de maatschappij?

Trefwoorden natuurbeschermingswetgeving, natuurherstel, verslechtering, Natura 2000-gebieden
Auteurs Mr. B.J. de Leeuw en Prof. dr. Ch.W. Backes
SamenvattingAuteursinformatie

    Op 22 juni 2022 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een verordening betreffende natuurherstel met als doel om gedegradeerde ecosystemen in de gehele Europese Unie tegen 2050 in een goede staat te brengen. Lidstaten dienen op grond van het voorstel een nationaal herstelplan op te stellen om verschillende ecosysteemspecifieke streefdoelen te halen en verplichtingen na te komen. Omstreden is vooral het verslechteringsverbod dat zal gelden in gebieden waar herstelmaatregelen worden genomen en in gebieden waar bepaalde habitattypen thans voorkomen. Het Europees Parlement en de Europese (Milieu)Raad hebben beide een standpunt ingenomen waarbij ook de bepalingen over het verslechteringsverbod zijn geamendeerd. De voorgestelde tekstversies van het verslechteringsverbod gaan alle gepaard met bepaalde nadelen. Daarom dragen wij in dit artikel een alternatief tekstvoorstel aan dat het verslechteringsverbod relateert aan het gunstige referentiegebied en daarmee de effectiviteit van de verordening voldoende verzekert, duidelijk is en geen onnodig verstrekkende consequenties heeft.
    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende natuurherstel, COM(2022)304 final.


Mr. B.J. de Leeuw
Mr. B.J. (Bente) de Leeuw is student Staats- en bestuursrecht en Law and Sustainability in Europe aan de Universiteit Utrecht.

Prof. dr. Ch.W. Backes
Prof. dr. Ch.W. (Chris) Backes is hoogleraar Omgevingsrecht aan de Universiteit Utrecht.
Externe betrekkingen

Access_open Een gemeenschappelijke defensie voor de EU: de juridische mogelijkheden en beperkingen

Trefwoorden Europees leger, Europese veiligheid
Auteurs K. Meijer
SamenvattingAuteursinformatie

    Het EU-Verdrag bevat de grondslag voor een ‘gemeenschappelijke defensie’. De in 2017 opgerichte ‘Permanente Gestructureerde Samenwerking’ (PESCO) zou daartoe de opmaat kunnen zijn. Het verdrag definieert echter niet wat een gemeenschappelijke defensie exact betekent. Deze analyse maakt duidelijk dat gemeenschappelijke defensie de volgende institutionele mogelijkheden en begrenzingen kent. Ten eerste zou een gemeenschappelijke defensie betekenen dat de EU het gezag voert over eigen militaire capaciteiten. Ten tweede kan het mandaat van een gemeenschappelijke defensie uitsluitend aanvullend zijn aan dat van de defensie van de lidstaten. Ten derde zou de besluitvorming over de inzet van de defensie intergouvernementeel van aard moeten zijn. Ten vierde zouden de lidstaten verplicht moeten zijn tot deelneming aan een gemeenschappelijke defensie.


K. Meijer
Mr. drs. K.T. (Karsten) Meijer is juridisch adviseur bij het ministerie van Defensie en buitenpromovendus aan de Universiteit van Amsterdam.